Onderzoekers verbonden aan Radboudumc hebben een nieuw medicijn ontwikkeld tegen malaria. Het gaat om een antilichaam met de naam TB31F, dat voorkomt dat de malariaparasieten zich voortplanten in muggen. Het middel is getest op gezonde vrijwilligers in een fase-I studie. Daarbij werd vastgesteld dat TB31F besmettingen volledig kon voorkomen zonder dat er sprake was van ernstige bijwerkingen. De resultaten van deze Nijmeegse studie zijn gepubliceerd in The Lancet Infectious Diseases.
Het antilichaam TB31F is ontdekt en ontwikkeld door een team van wetenschappers van het Radboudumc. Het middel werd samen met PATH’s Malaria Vaccine Initiative in een fase I-studie getest op 25 gezonde vrijwilligers. In deze studie werd het TB31F-serum toegediend aan menselijke proefpersonen.
In 2020 werden 25 gezonde vrijwilligers eenmalig ingeënt met TB31F. Zij werden ingedeeld in 5 subgroepen, verdeeld naar toediening van TB31F: intraveneus met 0,1 (n=5), 1 (n=5), 3 (n=5) of 10 (n=5) milligram per kilo lichaamsgewicht (mg/kg), of subcutaan met 100 milligram (n=5; zie ook Figuur 1). De vrijwilligers werden vervolgens 84 dagen gemonitord op eventuele bijwerkingen en op de effectiviteit van het serum.
Bij geen van de subgroepen werden ernstige bijwerkingen geconstateerd. In totaal deden zich 33 bijwerkingen van graad 1 voor, en 6 van graad 2 bij in totaal 20 van de 25 vrijwilligers. Bij de mensen die TB31F intraveneus kregen toegediend was een transmissiewerende werking (‘transmission-reducing activity’, TRA) van meer dan 80% aanwezig gedurende respectievelijk minimaal 28, 56 en 84 dagen voor proefpersonen die 1, 3 of 10 mg/kg hadden gekregen.
De wetenschappers schatten aan de hand van extrapolatie van de gegevens dat een enkele intraveneuze dosering van 10 mg/kg een TRA van meer dan 80% laat zien voor 160 dagen (95% BI: 136–193). Daarmee zou deze dosis toereikend zijn om een heel malariaseizoen bescherming te bieden.
Malaria wordt overgebracht door Anopheles stephensi muggen die de malariaparasiet Plasmodium falciparum meedragen. Wanneer deze muggen mensen bijten komt de parasiet in het lichaam van die persoon terecht. Als vervolgens een niet-geïnfecteerde mug die persoon bijt, dan wordt de malariaparasiet overgebracht op die mug, die vervolgens andere mensen kan besmetten.
In het tweede deel van dit onderzoek werd, in samenwerking met de Malaria Unit van het Radboudumc, met het bloed van de 25 vrijwilligers onderzocht wat het effect van het antilichaam is op de overdracht van parasieten naar muggen.
In het laboratorium werden gekweekte malariaparasieten aan gekweekte muggen gevoed, om de overdracht van geïnfecteerde personen naar muggen na te bootsen. Het bleek dat de toevoeging van bloed met TB31F besmetting van de muggen verhinderde. De parasieten slaagden er niet in om muggen te besmetten.
Wanneer TB31F ook in grotere klinische studies goede resultaten laat zien, dan kan in de toekomst mogelijk een jaarlijkse injectie met het middel de overdracht tussen mensen via muggen gedurende een heel malariaseizoen in veel delen van de wereld voorkomen. In combinatie met andere maatregelen kan TB31F daarom een waardevol hulpmiddel vormen voor de bestrijding van malaria, denken de onderzoekers.
Referentie