Combinatie van langwerkende hiv-remmers veelbelovend bij virologisch onderdrukte mensen met hiv-1 die gevoelig zijn voor breed neutraliserende antilichamen

november 2024 HIV Glasgow 2024 Niels Elbert

Behandeling met langwerkende hiv-remmers kan mogelijk leiden tot langdurige virologische onderdrukking, een verminderde virustransmissie en een verbeterde therapietrouw. Maar dan moeten die middelen wel veilig, werkzaam en beschikbaar zijn. Tijdens HIV Glasgow 2024 presenteerde Paul Cook (East Carolina University, Greenville, VS) de resultaten van een gerandomiseerd ‘proof-of-concept’-onderzoek naar de gecombineerde behandeling met lenacapavir, teropavimab en zinlirvimab bij virologisch onderdrukte mensen met hiv-1.

Teropavimab en zinlirvimab zijn zogeheten breed neutraliserende antilichamen (‘broadly neutralising antibodies’, bNAb’s). Uit dosisescalatiestudies blijkt dat deze middelen afzonderlijk van elkaar goed worden verdragen en een snel en direct antiviraal effect vertonen bij mensen met hiv-1.1,2 De hiv-1-capsideremmer lenacapavir is goedgekeurd voor de behandeling van intensief behandelde mensen met een infectie met een multiresistente hiv-1-stam. Het is echter onduidelijk of een gecombineerde behandeling met lenacapavir, teropavimab en zinlirvimab veilig en werkzaam is bij virologisch onderdrukte mensen met hiv-1. Dit werd nader onderzocht in een gerandomiseerde fase Ib-studie (NCT04811040), die is uitgevoerd in 11 hiv-centra in de VS.3,4

Studieopzet

In deze studie werden volwassenen met een hiv-1-infectie geïncludeerd die ten minste 18 maanden virologisch onderdrukt waren, een CD4-celaantal ≥500 cellen/µl hadden op het moment van screening, 2 jaar of langer waren behandeld met antiretrovirale middelen en een fenotypische gevoeligheid voor teropavimab en/of zinlirvimab hadden. Virologische onderdrukking was gedefinieerd als een hiv-1-RNA-plasmaconcentratie <50 kopieën/ml. Fenotypische gevoeligheid was gedefinieerd als een concentratie waarbij 90% van het virus wordt geremd (IC90) ≤2 μg/ml.

Deelnemers werden in een ratio 1:1 gerandomiseerd tussen eenmalige behandeling met lenacapavir (927 mg s.c. na een orale oplaaddosis) plus teropavimab (30 mg/kg i.v.) en zinlirvimab in een lage dosis (10 mg/kg i.v.) of hoge dosis (30 mg/kg i.v.). Bij alle deelnemers werd de behandeling met antiretrovirale middelen gestopt. De primaire uitkomstmaat was de incidentie van ernstige ongewenste voorvallen (‘serious adverse events’, SAE’s) tot week 26 in de groep mensen die één of meer giften van de studiemedicatie hadden gekregen. Secundaire uitkomstmaten waren het percentage mensen met een hiv-1-RNA-plasmaconcentratie ≥50 kopieën/ml en het percentage mensen met een hiv-1-RNA-plasmaconcentratie <50 kopieën/ml in week 26.

Resultaten

In totaal werden 32 mensen (mediane leeftijd: 48 jaar; 19% vrouw; gemiddeld CD4-celaantal: 992 cellen/μl) willekeurig verdeeld tussen de lage-dosisgroep (n=16) en de hoge-dosisgroep (n=16). In geen van beide groepen traden SAE’s op die gerelateerd waren aan de studiemedicatie. De meest voorkomende ongewenste voorvallen waren injectieplaatsreacties na subcutane toediening van lenacapavir. Twee personen in de lage-dosisgroep werden uitgesloten van de analyses waarin de werkzaamheid werd beoordeeld, omdat zij niet de volledige studiemedicatie hadden ontvangen of omdat bij hen het studieprotocol niet correct was nageleefd. In week 26 hadden 3 van de 14 deelnemers (21%) in de lage-dosisgroep en geen van de 16 deelnemers (0%) in de hoge-dosisgroep een hiv-1-RNA-plasmaconcentratie ≥50 kopieën/ml. Een hiv-1-RNA-plasmaconcentratie <50 kopieën/ml werd in week 26 vastgesteld bij 11 deelnemers (79%) in de lage-dosisgroep tegenover 15 deelnemers (94%) in de hoge-dosisgroep.

Conclusie

Uit deze gerandomiseerde fase Ib-studie blijkt dat de gecombineerde behandeling met lenacapavir, teropavimab en zinlirvimab een gunstig veiligheidsprofiel heeft bij virologisch onderdrukte volwassenen met een hiv-1-infectie. Er werd geen verschil gevonden in veiligheid en verdraagbaarheid tussen de groepen die een lage of hoge dosis zinlirvimab kregen. Bij alle deelnemers die werden behandeld met een hoge dosis zinlirvimab was na 26 weken nog steeds sprake van virologische onderdrukking. Volgens de onderzoekers wijzen deze resultaten erop dat behandeling met lenacapavir, teropavimab en een hoge dosis zinlirvimab werkzaam is bij mensen met een fenotypische gevoeligheid voor teropavimab en/of zinlirvimab.

Referenties

  1. Caskey M, Klein F, Lorenzi JC, et al. Viraemia suppressed in HIV-1-infected humans by broadly neutralizing antibody 3BNC117. Nature 2015;522:487-91.
  2. Caskey M, Schoofs T, Gruell H, et al. Antibody 10-1074 suppresses viremia in HIV-1-infected individuals. Nat Med 2017;23:185-91.
  3. Eron JJ, Little SJ, Crofoot G, et al. Safety of teropavimab and zinlirvimab with lenacapavir once every 6 months for HIV treatment: a phase 1b, randomised, proof-of-concept study. Lancet HIV 2024;11:e146-55.
  4. Little SJ, et al. Efficacy and safety analysis of lenacapavir with broadly neutralizing antibodies, teropavimab and zinlirvimab, in people with HIV-1 highly sensitive to one or both broadly neutralizing antibodies. Gepresenteerd tijdens HIV Glasgow 2024; abstract O23.