Grote nadelige cardiovasculaire incidenten (MACE) komen vaker voor bij mensen met hiv. In de REPRIEVE-studie verminderde pitavastatine MACE met 35% bij mensen met hiv met een laag tot matig risico op cardiovasculaire ziekten. De gegevens uit REPRIEVE werden daarnaast gebruikt om de rol van eerder en huidig gebruik van antiretrovirale middelen bij de ontwikkeling van MACE te analyseren. De resultaten van dit onderzoek zijn tijdens AIDS 2024 gepresenteerd door Carl Fichtenbaum (University of Cincinnati, Verenigde Staten).
Antiretrovirale therapie (ART) wordt vaak in verband gebracht met cardiovasculaire ziekten. Recente observationele studies hebben bijvoorbeeld laten zien dat behandeling met abacavir geassocieerd is met een verhoogd risico op cardiovasculaire incidenten. In de gerandomiseerde fase III-studie REPRIEVE werd onderzocht of pitavastatine de incidentie van grote nadelige cardiovasculaire gebeurtenissen (MACE) kan verlagen bij mensen die leven met hiv die een laag tot matig risico op hart- en vaatziekten hebben en ART ontvingen. De resultaten lieten zien dat pitavastatine bij deze groep het risico op MACE met 35% kon verlagen ten opzichte van placebo.
De opzet van de REPRIEVE-studie bood de uitgewezen kans om te onderzoeken wat de rol van ART is bij het ontwikkelen van cardiovasculaire ziekten. Daarom werd in het huidige project op basis van gegevens uit REPRIEVE onderzocht wat de rol is van eerder en huidig gebruik van ART bij de ontwikkeling van cardiovasculaire ziekten.
REPRIEVE was een internationale, gerandomiseerde, dubbelblinde, fase III-studie waarin mensen met hiv met een leeftijd van 40-75 jaar waren geïncludeerd die minstens 180 dagen ART gebruikten, en een CD4-telling van >100 cellen/mm³ en een laag tot matig risico op hart- en vaatziekten hadden. De studie werd uitgevoerd op meer dan 100 locaties in 12 landen. Bij aanvang van de studie werden gegevens verzameld over de voorgaande ART en duur van blootstelling aan geselecteerde middelen (abacavir, tenofovir DF, proteaseremmer en thymidine-analogen). In de huidige studie werden analyses in de REPRIEVE ITT-populatie uitgevoerd voor het optreden van de eerste MACE (inclusief hartaanval, TIA/beroerte, revascularisatie, en overlijden).
In totaal werden 7.769 deelnemers geïncludeerd. Daarvan was 31,1% vrouw bij geboorte, 65,2% niet-wit en de mediane leeftijd was 50 jaar. De mediane duur van ART-gebruik was 9,5 jaar. In totaal meldde 22% van de deelnemers eerdere blootstelling aan abacavir, 86% aan tenofovir, 49% aan thymidine-analogen, en 47% aan proteaseremmers. Bij aanvang van de studie gebruikte 13% abacavir, 61% tenofovir, 10% thymidine-analogen, en 26% proteaseremmers. In aangepaste analyses werd zowel voormalig (HR [95%-BI]: 1,50 [1,04-2,15]) als huidig (HR [95%-BI]: 1,42 [1,00-2,00]) gebruik van abacavir geassocieerd met een hogere incidentie van MACE. Voormalig of huidig gebruik van andere ART-middelen werd niet geassocieerd met MACE.
REPRIEVE was een internationale, gerandomiseerde, dubbelblinde, fase III-studie waarin werd onderzocht of pitavastatine de incidentie van MACE kan verlagen bij mensen die leven met hiv. Met behulp van de gegevens uit REPRIEVE werd nu onderzocht wat de rol is van eerder en huidig gebruik van ART bij de ontwikkeling van cardiovasculaire ziekten. Uit de analyse bleek dat voormalig en huidig gebruik van abacavir geassocieerd is met een hogere incidentie van grote nadelige cardiovasculaire gebeurtenissen.
Referentie
Fichtenbaum et al. Abacavir is associated with elevated risk for cardiovascular events in the REPRIEVE trial. Gepresenteerd tijdens AIDS 2024; abstract OAB3406LB.