
Apenpokken (‘Monkeypox’, mpox) heeft twee internationale noodsituaties op het gebied van volksgezondheid veroorzaakt, maar een bewezen effectieve behandeling ontbreekt nog steeds. Tijdens CROI 2025 presenteerde Timothy Wilkin, MD (University of California San Diego, Californië, VS) de resultaten van de ACTG STOMP-studie, een fase III-onderzoek naar tecovirimat.1 Hoewel de behandeling veilig bleek, toonde de studie geen overtuigend bewijs voor de werkzaamheid tegen mpox.
Tecovirimat is een antiviraal middel dat wordt gebruikt voor de behandeling van pokken, mpox en koepokken, evenals voor complicaties na een pokkenvaccinatie.2 Het middel is door het EMA goedgekeurd voor gebruik bij volwassenen en kinderen vanaf 13 kg. Tecovirimat bindt aan het VP37-eiwit, een essentieel eiwit voor de replicatie van orthopoxvirussen. Door dit eiwit te blokkeren, wordt de vermenigvuldiging van het virus geremd en de verspreiding van de infectie vertraagd. De standaardbehandeling voor mpox bestaat voornamelijk uit symptomatische zorg, omdat er geen specifieke antivirale therapieën zijn met bewezen klinische effectiviteit. De ACTG STOMP fase III-studie is opgezet om de werkzaamheid van tecovirimat te onderzoeken als mogelijke behandeling voor symptomatische mpox-infecties.
In deze gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase III-studie werden deelnemers van 18 jaar of ouder met symptomatische, laboratorium bevestigde of hoogstwaarschijnlijke groep II mpox (<14 dagen) 2:1 gerandomiseerd tussen tecovirimat (600 mg, tweemaal daags) of placebo gedurende 14 dagen. Personen met ernstige ziekte of met risico daarop, zwangere vrouwen en kinderen werden opgenomen in een ‘open-label’ studiegroep. Deelnemers werden gedurende een maand wekelijks gezien voor het verzamelen van biologische monsters, zoals swabs en bloed, en voor een klinische beoordeling. Gedurende de eerste maand vulden de deelnemers elke dag een studiedagboek in, waarin ze de laesies beoordeelden en pijn rapporteerden volgens het EQ-5D-5L-instrument.
De primaire uitkomstmaat was de tijd tot klinische genezing binnen 29 dagen. Klinische genezing werd bereikt als alle huidlaesies waren ingedroogd, afgestoten of genezen, en ook zichtbare mucosale laesies waren genezen. Secundaire uitkomstmaten waren onder andere de gemiddelde afname van de pijnscore over 5 dagen en longitudinale veranderingen in het mpox-DNA van een representatieve huidlaesie (voor deelnemers die persoonlijk waren ingeschreven). In november 2024 adviseerde de ‘Data and Safety Monitoring Board’ de randomisatie te stoppen op basis van een futiliteitsanalyse.
Van de 412 in aanmerking komende deelnemers ontvingen 275 tecovirimat en 137 placebo. Deelnemers waren verdeeld over 50 locaties in 7 landen. Van de deelnemers was 24% op afstand ingeschreven, 98% man, 97% cisgender en de mediane leeftijd was 34 jaar. De etnische verdeling was: 53% wit, 11% zwart en 45% ‘hispanic’; 33% leefde met hiv-1 en 22% had ten minste één dosis van het mpox-vaccin ontvangen. Bij aanvang was de mediane duur van symptomen 8 dagen, het mediane aantal laesies 9, en 33% van de deelnemers had ernstige pijn (7-10 op een schaal van 11 punten). Bij 68 deelnemers (17%) werd uiteindelijk geen mpox vastgesteld, wat resulteerde in uitsluiting van deelname aan de studie.
Op dag 29 was de geschatte cumulatieve incidentie van klinische genezing 83% voor tecovirimat en 84% voor placebo (instantane risicoverhouding [‘instantaneous risk ratio’, IRR]: 0,98; nominaal: 98,1%; BI: 0,74-1,31). Het gebruik van ‘open-label’ tecovirimat vanwege ziekteprogressie of aanhoudende ernstige pijn was in beide groepen gelijk (7%). Het aantal ongewenste voorvallen was vergelijkbaar in beide groepen (tecovirimat 11% vs. placebo 9%). Bij deelnemers met ernstige pijn bij aanvang van de studie was de gemiddelde pijnscorevermindering vergelijkbaar tussen tecovirimat (3,2) en placebo (3,1). Op dag 8 had een hoger percentage in de tecovirimat-groep een niet-detecteerbaar niveau van mpox-DNA (48%) in vergelijking met placebo (33%), maar op dag 15 was er geen significant verschil meer (83% vs. 78%).
Het gebruik van tecovirimat was veilig, maar leidde niet tot een snellere klinische genezing van mpox-huidlaesies en verbeterde de pijnbestrijding bij volwassenen met groep II mpox evenmin. Daarnaast leidde het ook niet tot een statistisch significante afname in detectie van het mpox-virus. Alternatieve middelen voor de behandeling van mpox moeten worden onderzocht, zoals behandeling met brincidofovir, brincidofovir in combinatie met tecovirimat of het gebruik van monoklonale antilichamen. De resultaten uit de STOMP-studie bieden geen steun voor het gebruik van tecovirimat als monotherapie voor de behandeling van mpox.
Referenties