TvI - jaargang 8, nummer 3, juni 2013
dr. A.M. Simoons-Smit , dr. H.L. Zaaijer , dr. J.A.R. van den Hoek , dr. J. Cremer , dr. H.J. Boot
Beschreven wordt de transmissie van hepatitis B in een familie bestaande uit een 65-jarige vrouw, bekend met diabetes mellitus, haar 75-jarige echtgenoot, bekend met non-hodgkinlymfoom en hun 8-jarige kleindochter. Bij de indexpatiënte werd een acute hepatitis B gediagnosticeerd. Serologische screening bij contactonderzoek gaf aan dat de echtgenoot drager was van het hepatitis B-virus en dat de kleindochter een asymptomatische acute hepatitis B-infectie doormaakte. De belangrijkste risicofactoren voor de transmissie van hepatitis B-virus waren prikaccidenten bij het toedienen van epoëtine door de indexpatiënte aan haar echtgenoot en het onzorgvuldig gedeeld gebruik van naalden voor het meten van bloedsuikerwaarden in de familie. Moleculaire sequentieanalyse toonde aan dat het hepatitis B-virus van alle drie patiënten identiek was en verschillend van alle andere bekende hepatitis B-virussequenties. Serologische screening en hepatitis B-vaccinatie in de gezinssituatie dient overwogen te worden indien onzorgvuldig gebruik van injectienaalden wordt vermoed.
(Tijdschr Infect 2013;8(3):88-93)
Lees verderTvI - jaargang 7, nummer 5, oktober 2012
dr. S. Neve , dr. H. Jacobs , dr. T.J. Stoof , dr. A.M. Simoons-Smit , dr. C. Meenken , dr. E.K. Hoebe , dr. M.A. van Agtmael
Er wordt een casus gepresenteerd van een 29-jarige vrouw die onder behandeling met prednisolon voor oculaire myositis, een erythema migrans ontwikkelde. Dit erythema migrans was hoogst waarschijnlijk een opvlamming van een eerder onbehandelde en vanzelf verdwenen erythema migrans. Myositis is een zeldzame manifestatie van de ziekte van Lyme. Ook oculaire myositis is beschreven in relatie tot de ziekte van Lyme. Tot nu toe zijn er slechts vier casus van serologisch bevestigde lyme-geassocieerde orbitale myositis beschreven en enkele casus waar de serologische bevestiging ontbrak. De huidige casus is de eerste waarin de relatie tussen oculaire myositis en Borrelia burgdorferi-infectie niet alleen op basis van het klinisch beeld en serologie (ELISA en Western blot) kan worden gelegd, maar ook met een positieve polymerase kettingreactie (PCR; ‘polymerase chain reaction’) voor Borrelia burgdorferi in de huidafwijking (erythema migrans) die aanwezig was op hetzelfde moment als de oculaire myositis. Waarschijnlijk waren de spirocheten in het lichaam aanwezig vanaf het moment van de eerste onbehandelde erythema migrans tot en met het optreden van de oculaire myositis als uiting van een vroeg gedissemineerde Borrelia-infectie.
(Tijdschr Infect 2012;7:175-80)
Lees verderTvI - jaargang 7, nummer 2, april 2012
dr. M.E. Haverkort , dr. J. Killestein , dr. A.M. Simoons-Smit , dr. J.M. Middeldorp , dr. M.J. Hazewinkel , dr. F.H.M. Spaander , dr. R. ten Houten
Een 16-jarig meisje ontwikkelde het klinische beeld van een myelitis transversa, waarop zij werd behandeld met een hoge dosering methylprednisolon. Een week na presentatie kreeg zij koorts, keelpijn, lymfadenopathie en huiduitslag en werd de klinische diagnose acute epstein-barrvirus-infectie bevestigd en vervolgd met behulp van serologie en PCR-onderzoek van plasma en liquor. Daar het neurologische ziektebeeld progressief was, leidend tot een complete tetraparese, werd zij aanvullend behandeld met achtereenvolgens aciclovir, ganciclovir, plasmaferese en rituximab, waarop slechts geringe verbetering volgde. De epstein-barrvirus-plasma virale load was positief, maar laag op de tweede ziektedag en steeg na initiatie van corticosteroïden tot waarden boven de 105 kopieën/ml. Bij een dergelijke epstein-barrvirus-gerelateerde myelitis transversa gaan de neurologische symptomen vooraf aan de klassieke verschijnselen van een epstein-barrvirus-infectie, waardoor het stellen van de diagnose wordt bemoeilijkt. Er bestaat tot op heden geen ‘evidence based’ behandeling voor het ziektebeeld. De keuze van de therapie is gebaseerd op de veronderstelling dat met name de inflammatoire reactie de neurologische schade veroorzaakt. In dat kader lijkt het belangrijk zo snel mogelijk immuunsuppressieve therapie te starten. Deze patiënte toonde echter nauwelijks verbetering op T-cel suppressieve therapie in de vorm van methylprednisolon noch op de, echter pas vijf weken later gestarte, B-celremmer rituximab. Het is theoretisch waarschijnlijk dat (-maar in de praktijk onbekend of-) het eerder starten van B-cel suppressieve therapie betere resultaten geeft.
(Tijdschr Infect 2012;7:66-72)
Lees verderTo provide the best experiences, we and our partners use technologies like cookies to store and/or access device information. Consenting to these technologies will allow us and our partners to process personal data such as browsing behavior or unique IDs on this site and show (non-) personalized ads. Not consenting or withdrawing consent, may adversely affect certain features and functions.
Click below to consent to the above or make granular choices. Your choices will be applied to this site only. You can change your settings at any time, including withdrawing your consent, by using the toggles on the Cookie Policy, or by clicking on the manage consent button at the bottom of the screen.