TvI - jaargang 11, nummer 3, juni 2016
dr. G.J. Boland , dr. F.I. Lieveld , dr. A.M. Newsum , dr. J.E. Arends , dr. A.M.J. Wensing , dr. J. Schinkel
De ontwikkeling van volledig orale direct werkende antivirale middelen’ is een enorme stap voorwaarts in de behandeling van infectie met het hepatitis C-virus, maar heeft ook tot nieuwe uitdagingen geleid. De nieuwe middelen hebben als aangrijpingspunten het NS3/4A (protease), het NS5A of het NS5B (polymerase) deel van het hepatitis C-virusgenoom. Hepatitis C-virus is enorm variabel als gevolg van de fouten die het polymerase maakt bij de replicatie waardoor allerlei polymorfismen aanwezig zijn of kunnen ontstaan tijdens therapie, waaronder zogenoemde resistentiegeassocieerde varianten. Aanwezigheid van NS3/4A- of NS5A-resistentiegeassocieerde varianten kunnen leiden tot therapiefalen, terwijl NS5B-resistentiegeassocieerde varianten zelden voorkomen. Kruisresistentie tussen verschillende antivirale middelen met hetzelfde aangrijpingspunt is aanwezig en speelt een rol bij herbehandeling van patiënten die op eerdere therapie faalden. Momenteel wordt het niet aanbevolen om standaard resistentiebepalingen uit te voeren. Resistentiebepaling kan wèl zinvol zijn bij patiënten die op eerdere direct werkende antivirale therapie gefaald hebben voor het bepalen van de vervolgtherapie.
(Tijdschr Infect 2016;11(3):73-80)
Lees verderTvI - jaargang 9, nummer 6, december 2014
dr. M.R. Ramos , dr. J.E. Arends , dr. S. Munster , dr. P.M. Ellerbroek , prof. dr. A.I. Hoepelman
In endemische gebieden is viscerale leishmaniasis een bekende oorzaak van koorts van onbekende origine. Maar ook in niet-endemische gebieden dient bij patienten die recent of langer geleden een endemisch gebied bezocht hebben hieraan gedacht te worden. Wij beschrijven een 48-jarige man met een voorgeschiedenis van een coloncarcinoom waarvoor resectie, chemo- en radiotherapie, die zich presenteerde met sinds een jaar bestaande koorts. Op verdenking van een abdominaal abces na eerdere buikoperatie, werd hij met antibiotica behandeld, zonder resultaat. Naast koorts was er sprake van pancytopenie en splenomegalie. Bij uitgebreide reisanamnese bleek dat patient een huis had in Spanje. Een revisie van een beenmergbiopt dat reeds maanden tevoren was genomen, toonde Leishmania-parasieten. Patient werd succesvol behandeld met liposomaal amfotericine-B wat leidde tot volledig genezing.
(Tijdschr Infect 2014;9(6):182-6)
Lees verderTvI - jaargang 8, nummer 2, april 2013
dr. J.E. Arends , dr. M.A.A. Claassen
In Nederland is 8% van de met hiv geïnfecteerde patiënten chronisch besmet met het hepatitis C-virus (HCV). De recente komst van de HCV-NS3 proteaseremmers (boceprevir en telaprevir) voor genotype 1 HCV-infecties luidt een nieuw tijdperk in voor de behandeling van deze chronische leverziekte. Net als bij HCV mono-infectiepatiënten gaat bij hiv/HCV co-infecties het percentage patiënten dat geneest fors omhoog tot rond de 70% door toevoeging van deze nieuwe middelen aan de huidige behandeling met peginterferon en ribavirine. Voorzichtigheid is echter geboden, daar er duidelijke interacties kunnen optreden tussen de HCV-proteaseremmers en de antiretrovirale middelen. Daarbij veroorzaakt deze nieuwe triple-behandeling veel bijwerkingen. Naast de twee HCV-NS3 proteaseremmers die de klinische praktijk bereikt hebben zijn er veel andere antivirale middelen tegen HCV in ontwikkeling. Deze zijn nu voornamelijk getest voor HCV mono-infectiepatiënten maar zullen op korte termijn ook worden ingezet bij hiv/HCV co-infectiepatiënten. Dit artikel geeft een overzicht van de huidige stand van zaken van de behandeling van HCV bij patiënten met hiv en kijkt voorzichtig naar de toekomst waarbij eradicatie van deze ziekte in Nederland, óók voor hiv-patiënten, tot de mogelijkheden behoort.
(Tijdschr Infect 2013;8:36-43)
Lees verderTvI - jaargang 7, nummer 2, april 2012
dr. D. Posthouwer , dr. J.E. Arends
De behandeling van hepatitis C is de laatste jaren in een stroomversnelling geraakt. Naast het beschikbaar komen van de proteaseremmers, heeft de recente ontdekking van het IL28B-polymorfisme hierin een belangrijke rol gespeeld. Dit polymorfisme is geassocieerd met zowel spontane klaring als met de respons op therapie. Het precieze pathofysiologisch mechanisme achter dit polymorfisme is tot op heden niet geheel verklaard. Hoewel het interleukine 28B-gen sterk geassocieerd is met de respons op de behandeling met peginterferon alfa en ribavirine, lijkt de rol van dit polymorfisme bij de behandeling van chronische hepatitis C met drievoudige therapie inclusief proteaseremmers, minder groot te zijn.
(Tijdschr Infect 2012;7:46-52)
Lees verderTo provide the best experiences, we and our partners use technologies like cookies to store and/or access device information. Consenting to these technologies will allow us and our partners to process personal data such as browsing behavior or unique IDs on this site and show (non-) personalized ads. Not consenting or withdrawing consent, may adversely affect certain features and functions.
Click below to consent to the above or make granular choices. Your choices will be applied to this site only. You can change your settings at any time, including withdrawing your consent, by using the toggles on the Cookie Policy, or by clicking on the manage consent button at the bottom of the screen.