Articles

Luchtwegaandoeningen bij te vroeg geboren zuigelingen: kunnen bacteriële lysaten dit terugdringen?

TvI - jaargang 19, nummer 4, november 2024

drs. I.C. van Duuren , prof. dr. H.H. Smits , dr. L. Duijts , prof. dr. J. Penders , dr. G.A. Tramper-Stranders

SAMENVATTING

Te vroeg geboren kinderen hebben in de eerste levensjaren vaker luchtweginfecties en piepende luchtwegen dan kinderen die niet te vroeg geboren zijn. Vroeggeboorte en het doormaken van luchtwegepisoden vroeg in het leven zijn beide risicofactoren voor het ontwikkelen van astma en COPD. Deze ziektebeelden worden niet alleen gezien bij extreem vroeggeboren kinderen (prematuren), maar ook bij de middel- en laat-prematuren, geboren na 32–37 weken zwangerschap. Naast een afwijkende longontwikkeling spelen risicofactoren rondom de geboorte, die leiden tot een verstoring in microbiële kolonisatie en een afwijkende ontwikkeling van het immuunsysteem, een belangrijke rol. Het vermijden van deze risicofactoren is niet altijd mogelijk en er zijn weinig opties om luchtweginfecties te voorkomen. Dit artikel geeft een overzicht van de werking en waarde van bacteriële lysaten en zal de opzet van een studie naar de werking hiervan bij middel- en laat-prematuren beschrijven. Vanwege een veelzijdige invloed op het immuunsysteem staan bacteriële lysaten erom bekend een secundair preventief effect te hebben bij kinderen met recidiverende luchtweginfecties en frequent piepende luchtwegen. Het weinige onderzoek naar primaire preventie met bacteriële lysaten laat een gunstig effect zien op het aantal luchtwegepisoden in de eerste levensjaren. Prematuur geboren kinderen zijn echter in alle eerdere studies uitgesloten, terwijl zij er juist baat bij kunnen hebben. Daarom is een gerandomiseerde, placebogecontroleerde studie opgezet naar de klinische, immunologische en microbiologische effecten van primaire preventie met bacteriële lysaten bij middelen laat-prematuur geboren kinderen in de eerste levensjaren.

(TIJDSCHR INFECT 2024;19(4):146–52)

Lees verder

Import en verspreiding van ‘extended’- spectrum betalactamase-producerende Enterobacteriaceae door internationale reizigers (COMBAT-studie): een prospectieve, multicenter cohort-studie

TvI - jaargang 12, nummer 5, oktober 2017

dr. M.S. Arcilla , dr. J.M. van Hattem , dr. M.R. Haverkate , dr. M.C.J. Bootsma , dr. P.J.J. van Genderen , dr. A. Goorhuis , prof. dr. M.P. Grobusch , dr. A.M. Oude Lashof , dr. N. Molhoek , dr. C. Schultsz , dr. E.E. Stobberingh , dr. H.A. Verbrugh , dr. M.D. de Jong , dr. D.C. Melles , prof. dr. J. Penders

SAMENVATTING

Internationaal reizen draagt bij aan de verspreiding van antimicrobiële resistentie. Wij onderzochten de acquisitie van ‘extended’-spectrum bètalactamase-producerende Enterobacteriaceae (ESBL-E) tijdens internationaal reizen, met een focus op de risicofactoren voor acquisitie, de duur van kolonisatie, en de transmissiekans in de thuissituatie. De data zijn eerder gepresenteerd in The Lancet Infectious Diseases. Binnen de prospectieve, multicenter COMBAT-studie, zijn 2.001 Nederlandse reizigers en 215 niet-reizende huisgenoten geïncludeerd. Ontlastingsmonsters en vragenlijsten over demografische gegevens, comorbiditeit, en gedrag werden verzameld voor, direct na en één, drie, zes en twaalf maanden na terugkomst. Monsters zijn gescreend op de aanwezigheid van ESBL-E. In monsters van direct na de reis zijn ESBL-genen gekarakteriseerd middels sequentieanalyse. Een PCR met speBIfieke primers voor de plasmidaal-gecodeerde beta-lactamasegenen TEM, SHV, en CTX-M groep 1, 2, 8, 9 en 25 is gebruikt om de aanwezigheid van ESBL-genen in vervolgmonsters te bevestigen. Multivariabele regressieanalyses zijn uitgevoerd om risicofactoren voor acquisitie en verlengde duur van kolonisatie te identificeren en een mathematisch model is ontwikkeld om de transmissiekans in de thuissituatie vast te stellen. 633 (34,3%) van 1.847 reizigers die ESBL-negatief waren voor de reis en die een monster hadden opgestuurd na terugkomst verwierven een ESBL-E tijdens internationaal reizen (95% BI 32,1-36, 5%), met de hoogste acquisitiepercentages onder reizigers naar Zuid-Azië (136/181, 75,1%, 95% BI 68,4-80,9%). Belangrijke risicofactoren voor ESBL-E-acquisitie waren antibioticagebruik tijdens de reis (gecorrigeerde odds ratio (OR) 2,69, 95% BI 1,79-4,05), reizigersdiarree die aanhield bij terugkomst (2,31, 95% BI 1,42-3,76), en pre-existente chronische darmziekte (2,10, 1,13-3,90). De mediane duur van kolonisatie na de reis was 30 dagen (95% BI 29–33). Vijfenzestig (11,3%) van de 577 reizigers bleven gekoloniseerd tot twaalf maanden na terugkomst. CTX-M enzym groep 9 ESBLs waren geassocieerd met een significant langere kolonisatieduur (mediane duur 75 dagen; 95% BI 48–102, p=0.0001). Transmissie werd gezien bij 13 (7,7%) van 168 huisgenoten. De transmissiekans van ESBL-E naar een andere huisgenoot was 12% (95% BI 5–18). Internationaal reizen levert een substantiële bijdrage aan de acquisitie en verspreiding van ESBL-E. Reizigers naar gebieden met een hoog risico op ESBL-E-acquisitie moeten worden beschouwd als potentiële dragers van ESBL-E tot 12 maanden na de reis.

(TIJDSCHR INFECT 2017;12(5):156-66)

Lees verder