Articles

Ebola en andere virale hemorragische koortsen: de stand van zaken van behandeling en vaccinatie

TvI - jaargang 19, nummer 4, november 2024

dr. A.M. Vollaard , dr. J.J.A. van Kampen , dr. K.E. Veldkamp , dr. P.M. Ellerbroek , dr. J.A. Severin , dr. A.M.L. Oude Lashof , dr. M. Knoester , prof. dr. M.P. Grobusch , prof. dr. L.G. Visser , prof. dr. C.P. Rovers

SAMENVATTING

Virale hemorragische koortsen (VHK) zijn virusziekten met een hoog sterftecijfer. Bij vooral de filovirusinfecties (ebola- en marburgvirus) en lassakoorts is er risico op mens-op-mensoverdracht. Dat is de reden dat voor VHK-patiënten een infrastructuur in Nederland is ingericht, zodat verwijzing en opname veilig en effectief kan gebeuren. Deze infrastructuur kan ook bij de introductie van nieuwe, zeldzame infecties (‘high-consequence infectious diseases’) in Nederland nodig zijn. Tot voor kort waren er weinig behandelopties bij VHK, maar er is veel onderzoek gaande op het gebied van behandeling van deze infecties en van preventie door middel van vaccinatie. Met name voor infecties veroorzaakt door Zaïre-ebolavirus is er vooruitgang geboekt: in de Verenigde Staten zijn nu geregistreerde behandelopties met twee verschillende monoklonale antistoffen. Uit de onderzoeken bleek geen overtuigend bewijs dat de antivirale middelen remdesivir en favipiravir overlevingswinst bij ebolavirusziekte geven. Voor andere VHK is dat mogelijk wel het geval; dit wordt besproken in het artikel. Daarnaast zijn twee vaccins (rVSVΔG-ZEBOV-GP en de combinatie van Ad26. ZEBOV met MVA-BN-Filo) geregistreerd in Europa. De behandel- en vaccinontwikkelingen worden in dit artikel samengevat en de implicaties voor het gebruik ervan bij behandeling, preventie en post-expositieprofylaxe in Nederland worden verhelderd, inclusief eventuele mogelijkheden tot toegang.

(TIJDSCHR INFECT 2024;19(4):137–45)

Lees verder

Cytomegalovirus-pneumonitis: wanneer wel en niet aan denken?

TvI - jaargang 15, nummer 1, februari 2020

drs. C. Oliveira dos Santos , dr. M. Knoester

SAMENVATTING

Het humane cytomegalovirus (CMV) komt wereldwijd voor en infecties kunnen optreden bij personen met en zonder afweerstoornissen. Dit artikel beschrijft het ziektebeeld van CMV-pneumonitis en bespreekt wanneer de clinicus dit ziektebeeld zou moeten opnemen in de differentiaaldiagnose. Bij de immuuncompetente patiënt komt CMV-pneumonitis zelden voor, maar moet daar wel aan worden gedacht bij een klinisch beeld van een virale pneumonie en klachten van malaise, faryngitis, lymfadenopathie en/of transaminasestijging. CMV-pneumonitis moet bij een immuungecompromitteerde patiënt worden overwogen als sprake is van een interstitiële pneumonie en de waarschijnlijkheid stijgt als ook sprake is van leukopenie, trombocytopenie en/of verhoogde transaminasen in serum. De diagnose CMV-pneumonitis kan, na beeldvorming met een CT-scan met een hoge resolutie, het beste worden gesteld met realtime PCR op materiaal verkregen via broncho-alveolaire lavage. Een CMV-pneumonitis wordt gedurende minimaal 21 dagen behandeld met (val)ganciclovir, waarbij de dosering afhankelijk is van de nierfunctie en op geleide van ganciclovirspiegels kan worden aangepast.
(TIJDSCHR INFECT 2020;15(1):3-8)

Lees verder

Gonorroe: niet meldingsplichtig en toch in kaart gebracht

TvI - jaargang 10, nummer 1, februari 2015

dr. D. Spitaels , dr. M. Knoester , dr. J.M. Brand , C.L. Jansen , dr. M.A. Leverstein-Van Hall , dr. A.A. Demeulemeester , dr. E.P.M. van Elzakker , dr. A.T. Bernards , dr. J.E. van Steenbergen

Samenvatting

Deze studie onderzocht door middel van retrospectief cohortonderzoek of een niet meldingsplichtige ziekte in kaart gebracht kan worden door samenwerking van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst met medisch microbiologische laboratoria. De incidentie en het vindpercentage van gonorroe in Den Haag werden berekend door data van vier laboratoria te combineren, die microbiologische diagnostiek verrichtten bij inwoners van de gemeente Den Haag. Aan de vier laboratoria werd verzocht laboratoriumdata anoniem aan te leveren van het jaar 2011: alle aanvragen en uitslagen voor gonorroe bij patiënten woonachtig in Den Haag (postcode 2500–2599), per patiënt de viercijferige postcode en het aanvragend specialisme. Door medewerking van de laboratoria werden 24.110 aanvragen voor gonorroe opgetekend bij personen met een Haagse postcode. Van alle aanvragen werd 40% door de huisartsen, 34% door GGD-artsen van het Regionaal soa-centrum Den Haag en 22% door gynaecologen gedaan. De 478 positieve uitslagen (percentage test-positiviteit: 2%) waren afkomstig uit 51 verschillende postcodegebieden, met 1 tot 20 positieve tests per postcode. Geconcludeerd werd dat huisartsen en het Regionaal soa-centrum Den Haag een vergelijkbare bijdrage leveren in labaanvragen voor gonorroe. Postcodes kunnen gebruikt worden om gonorroe in kaart te brengen en zo mogelijk nieuwe handvatten voor preventie bieden.

(Tijdschr Infect 2015;10(1):3-8)

Lees verder

Autochtone hepatitis E in Nederland

TvI - jaargang 9, nummer 3, juni 2014

dr. M. Knoester , dr. A.C.T.M. Vossen

Samenvatting

Hepatitis E is lange tijd beschouwd als een reizigersziekte. Sinds eind vorige eeuw weten we dat het hepatitis E-virus (HEV) ook in Europa kan worden opgelopen. De HEV genotypen die een rol spelen bij deze autochtone hepatitis E zijn genotype 3 en in mindere mate genotype 4. Deze genotypen circuleren onder varkens en wild (hert, zwijn) en gaan over op de mens via het eten van onvoldoende verhit vlees. Fecaal-orale mens-op-mens transmissie lijkt geen grote rol te spelen bij de verspreiding van HEV, mensop-mens overdracht via bloedtransfusies is wel beschreven. De diagnostiek berust op twee pijlers, serologie en polymerasekettingreactie (‘polymerase chain reaction’, PCR). Serologie is voldoende sensitief en specifiek om toe te passen bij immuuncompetente personen. Bij immuungecompromitteerde patiënten is HEV-RNA-PCR op plasma de diagnostiek van keuze. Autochtone hepatitis E verloopt bij het grootste deel van de geïnfecteerde personen asymptomatisch, maar kan in zeldzame gevallen leiden tot acuut leverfalen. Bij immuungecompromitteerde patiënten kan een chronische infectie ontstaan met risico op levercirrose. De seroprevalentie van anti-HEV-IgG is in Nederland ongeveer 30%. De incidentie van hepatitis E wordt geschat op 1% per jaar. Ongecompliceerde autochtone hepatitis E behoeft geen behandeling. Bij chronische hepatitis E is het van belang om de immunosuppressieve therapie te reduceren, daarnaast kan ribavirine-therapie bijdragen aan het klaren van de infectie. Een hepatitis E-vaccin is sinds kort geregistreerd in China, maar in de Nederlandse praktijk zullen preventieve maatregelen voornamelijk bestaan uit het voorkomen van consumptie van rauw (varkens)vlees en, in bijzondere gevallen, het nemen van contactisolatie maatregelen.

(Tijdschr Infect 2014;9(3):56-63)

Lees verder