TvI - jaargang 19, nummer 4, november 2024
drs. E.R. Verhagen , drs. A. Russcher , dr. M. Wegdam-Blans
Mycoplasma pneumoniae is een bekende (atypische) verwekker van pneumonie bij kinderen en (jong)volwassenen. De meest voorkomende klinische presentatie is een mild griepachtig beeld, maar ook kunnen diverse andere klinische manifestaties optreden. Ongeveer elke 5 jaar treden epidemische verheffingen op. Ten tijde van het schrijven van dit artikel was in Nederland weer sprake van zo’n verheffing, blijkt uit cijfers van onder andere Nivel en de virologische weekstaten. In dit artikel zullen aan de hand van verschillende casus de meest voorkomende klinische manifestaties worden belicht. Daarnaast biedt dit artikel achtergrondinformatie over de pathogenese, diagnostiek en behandeling van M. pneumoniae-infecties.
(TIJDSCHR INFECT 2024;19(4):153–8)
Lees verderTvI - jaargang 19, nummer 3, september 2024
dr. L.M.F. Kuijpers , drs. I. Smolders , dr. M. Feltkamp , dr. S.M. Arend , dr. H. Jolink
Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) wordt veroorzaakt door het JC-polyomavirus. Het merendeel van de algemene bevolking maakt in de jeugd een asymptomatische infectie door, waarna het virus persisteert. Bij patiënten die immuungecompromitteerd zijn, kan genetische modificatie van het virus optreden, waardoor het de gliacellen in het brein infecteert en demyelinisatie veroorzaakt. Afhankelijk van de aangedane gebieden treedt neurologische uitval op. Wanneer het immuunsysteem van de patiënt niet verbeterd kan worden, treedt aanzienlijke neurologische schade op, waaraan de meeste patiënten overlijden. Recente literatuur toont aan dat anti-‘programmed cell death protein’-1-‘checkpoint inhibitor’-behandeling met bijvoorbeeld pembrolizumab en virusspecifieke T-celtherapie veelbelovende behandelopties zijn. Dit artikel beschrijft de casus van een 34-jarige man met een primaire immuundeficiëntie. Deze werd na het vaststellen van de diagnose PML behandeld met pembrolizumab, waarna een sterke verbetering van het neurologisch beeld optrad.
(TIJDSCHR INFECT 2024;19(3):107–13)
Lees verderTvI - jaargang 19, nummer 2, mei 2024
dr. J.D.E de Rooij-Rademakers , C.M. Waltmans-den Breejen , dr. C.H.W. Klaassen , L.M. Driessen , dr. P.A. van Pelt , dr. B.C.G.C. Mason-Slingerland
Acute bacteriële artritis is een bekende, maar zeldzame complicatie na een intra-articulaire injectie met corticosteroïden. De bekendste verwekker is Staphylococcus aureus. Sporadisch worden onverwachte verwekkers gevonden. Een immuungecompromitteerde patiënt met reumatoïde artritis werd behandeld met een intra-articulaire triamcinolon-injectie vanwege een chronische artritis in de linkerpols. Twee weken na deze behandeling presenteerde hij zich met een acute artritis in de behandelde pols. Gramkleuringen van synoviale vloeistof en pus toonden gramnegatieve staven. Initiële kweken toonden geen groei, waarop een specifieke Legionella spp.-kweek werd ingezet, welke groei toonde van L. sainthelensi als pathogeen. De empirisch gestarte behandeling (cefuroxim intraveneus) werd gewijzigd naar levofloxacine gedurende 6 weken, met genezing tot gevolg. De infectie is waarschijnlijk uitgelokt door de intra-articulaire injectie. Een (nosocomiale) bron van L. sainthelensi werd niet geïdentificeerd. Risicofactoren voor zeldzame verwekkers als deze zijn een immuungecompromitteerde status en huiddefecten, zoals na een intra-articulaire injectie. Als kweken negatief blijven bij een gramkleuring met gramnegatieve staven is het bijdragend om gerichte kweken, zoals op voedingsbodems specifiek voor Legionella spp., in te zetten in afwachting van moleculaire diagnostiek.
(TIJDSCHR INFECT 2024;19(2):66–70)
Lees verderTvI - jaargang 19, nummer 1, maart 2024
dr. E. van Puffelen , M. Stoopendaal MSc, J.J.G. Olthuis MSc, E.B. Lodder MSc, R. van Aalsburg MSc
Op 12 september 2022 ontving de GGD West-Brabant meerdere meldingen van zieken met overwegend braken en/of diarree na aanwezigheid bij een tweedaagse nationale zwemwedstrijd in niet-aangewezen zwemwater. Daarom besloot de GGD om een retrospectief cohortonderzoek en omgevingsonderzoek te doen om de omvang en ernst van deze uitbraak te onderzoeken en de bron te identificeren. Een online vragenlijst werd verstuurd naar de aanwezigen bij het zwemevenement waarin de aanwezigheid, aard en ernst van gezondheidsklachten en blootstelling aan mogelijke bronnen werden uitgevraagd. Met deze data werden relatieve risico’s en gecorrigeerde ‘odds ratio’s’ (OR’s) berekend met 95%-BI’s. In totaal werden 253 vragenlijsten ingevuld, waarvan 193 door deelnemers en 60 door andere aanwezigen. De respons onder de deelnemers was 63% (193/306). Van alle respondenten rapporteerden 167 (66,0%) één of meerdere gezondheidsklachten, waarvan 153 (60,5%) ten minste één gastro-intestinaal symptoom had. De epidemiologische curve die volgde uit de vragenlijst paste bij een puntbron. Vier van de vijf gerapporteerde fecesonderzoeken waren positief voor norovirus. Zwemmen was een significante risicofactor voor het krijgen van gastro-intestinale klachten (gecorrigeerde OR 5,86 [95%-BI: 2,24–15,34]). Subgroepanalysen van de groep deelnemers toonden aan dat het zwemmen op de tweede zwemdag sterk geassocieerd was met het krijgen van gastro-intestinale klachten ten opzichte van zwemmen op de eerste zwemdag met een gecorrigeerde OR van 26,97 (95%-BI: 8,42–86,39). Uit omgevingsonderzoek bleek dat op de zaterdagochtend van het evenement rond 7:00 uur riooloverstort had plaatsgevonden na regenval. Uit dit uitbraakonderzoek bleek dat riooloverstort na regenval de meest waarschijnlijke oorzaak was van een uitbraak van gastro-enteritis onder deelnemers van een zwemwedstrijd in natuurwater. Deze bevindingen benadrukken de noodzaak om van tevoren in kaart te brengen welke factoren de waterkwaliteit van het zwemwater zouden kunnen beïnvloeden. Tevens moet per evenement vastgesteld worden onder welke omstandigheden de veiligheid van de deelnemers in het geding komt.
(TIJDSCHR INFECT 2024;19(1):22–9)
Lees verderTvI - jaargang 18, nummer 4, november 2023
drs. A.J. Kleij , dr. J.J. Verweij , drs. R. Fleischeuer , dr. M. Berrevoets
Mucocutane leishmaniasis (MCL) is een parasitaire infectie die niet vaak voorkomt in Nederland. Leishmania infantum veroorzaakt meestal viscerale leishmaniasis, maar kan ook cutane laesies en in zeldzame gevallen ook solitaire mucocutane laesies veroorzaken. Nederlandse clinici kunnen in aanraking komen met dit ziektebeeld bij vakantiegangers of immigranten. In tegenstelling tot MCL uit de Nieuwe Wereld, lijkt MCL veroorzaakt door L. infantum, een Leishmania-species uit de Oude Wereld, met weinig klachten gepaard te gaan, waardoor een infectie vaak langere tijd niet wordt onderkend. Tijdige herkenning en behandeling is echter cruciaal om verdere uitbreiding en lokale deformatie te voorkomen. Voor de behandeling van MCL veroorzaakt door L. infantum zijn geen duidelijke richtlijnen. Antimoonpreparaten in combinatie met pentoxifylline, en liposomaal amfotericine B kunnen worden overwogen conform de behandeling van MCL in de Nieuwe Wereld, maar kennen significante bijwerkingen.
(TIJDSCHR INFECT 2023;18(4):156–60)
Lees verderTvI - jaargang 18, nummer 4, november 2023
dr. R.J.W. Arts , A. van Laarhoven
Reactie op het artikel ‘Een immuuncompetente patiënt met gedissemineerde
nocardiose’, geschreven door A.L.J. van Delft en I.N. Vlasveld in Tijdschr Infect
2023;18(3):103-7.
(TIJDSCHR INFECT 2023;18(4):161–2)
Lees verder
TvI - jaargang 18, nummer 4, november 2023
drs. N. Wieringa , dr. T. Klok , drs. M. van der Vusse
Een 8-jarige jongen met blanco voorgeschiedenis presenteerde zich in verband met heftige hoofdpijnaanvallen, passend bij clusterhoofdpijn. De ingezette behandeling had een goed effect op de heftige hoofdpijn, maar de klachten van eenzijdige pijn en roodheid van oog en wang persisteerden. Daarnaast ontstond algehele malaise. Aanvullende diagnostiek werd ingezet, waarna de diagnose neuroborreliose werd gesteld. Na antibioticabehandeling herstelde de patiënt volledig. Neuropathie van de vijfde hersenzenuw door neuroborreliose is zeer zeldzaam, maar belangrijk om aan te denken vanwege de kans op het ontwikkelen van een chronische neuroborreliose en permanente klachten.
(TIJDSCHR INFECT 2023;18(4):149–55)
Lees verder