TvI - jaargang 13, nummer 5, oktober 2018
dr. M.L. Grijsen
(TIJDSCHR INFECT 2018;13(5):173-4)
Lees verderTvI - jaargang 13, nummer 4, september 2018
dr. M. Gompelman
Staphylococcus aureus-bacteriëmie zorgt wereldwijd voor ernstige, binnen en buiten het ziekenhuis opgelopen, infecties. Hier wordt een recente studie besproken waarin onderzocht is of het toevoegen van rifampicine aan de standaardbehandeling van een Staphylococcus aureus-bacteriëmie een gunstig effect heeft op onder andere behandelfalen, mortaliteit, recidiefkans en het risico op gedissemineerde infectie, al dan niet met strooihaarden.
(TIJDSCHR INFECT 2018;13(4):130-131)
Lees verderTvI - jaargang 13, nummer 4, september 2018
dr. I.N. Vlasveld
Een kathetergerelateerde bacteriëmie is een ernstige complicatie bij patiënten met een hematologische maligniteit. Ondanks bestaande preventieve maatregelen is er nog ruimte voor het verder terugdringen van de incidentie van een kathetergerelateerde bacteriëmie Dit artikel rapporteert over een historisch gecontroleerde cohortstudie met een 5 dagen durend topicaal decontaminatieregime bij hematologische patiënten met een centraalveneuze lijn. Het gebruik van topicale decontaminatie gaf significante verbetering van het aantal kathetergerelateerde bacteriëmieën en ging gepaard met een verbeterde lijninfectievrije overleving ten opzichte van de controlegroep waarbij alleen de standaard preventieve, hygiënische maatregelen werden genomen.
(TIJDSCHR INFECT 2018;13(4):126-127)
Lees verderTvI - jaargang 13, nummer 3, juni 2018
dr. A.S.M. Dofferhoff
Zweedse onderzoekers hebben een retrospectief onderzoek verricht bij patiënten met een non-β-hemolytische streptokokkenbacteriëmie (NHSB). De patiënten werden in 2 cohorten verdeeld, waarbij de onderzoekers bij het eerste cohort keken naar de correlatie tussen diverse patiëntkarakteristieken en het optreden van een infectieuze endocarditis (IE). patiënten werden geacht een IE te hebben als zij voldeden aan de gemodificeerde dukecriteria of bij wie bij obductie een endocarditis werd aangetoond. De daaruit volgende variabelen werden uiteindelijk gebruikt om een HANDOC-score te ontwikkelen, die vervolgens werd gevalideerd met het tweede cohort.
(TIJDSCHR INFECT 2018;13(3):97)
Lees verderTvI - jaargang 12, nummer 6, december 2017
dr. L.J. Wammes
Infectie met het respiratoir syncytieel virus (RSV) leidt tot bronchiolitis die met name bij jonge kinderen ernstig kan verlopen. Sinds de jaren 60 van de vorige eeuw wordt aan vaccins gewerkt, wat onlangs is uitgebouwd naar verschillende klinische trials met meerdere vaccinkandidaten. Dit artikel rapporteert over een fase 1-studie met het RSV PreF-eiwit bij gezonde mannen. Het vaccin wordt veilig geacht en induceert een significante neutraliserende-antistofrespons. Het zal verder getest worden bij zwangeren. De klinische effectiviteit van de RSV-vaccins zal nog moeten blijken in fase 2- en 3-studies.
(TIJDSCHR INFECT 2017;12(6):215-6)
Lees verderTvI - jaargang 12, nummer 5, oktober 2017
drs. C.S. Hakkers
Na de ontdekking van combinatie AntiRetrovirale Therapie (cART) heeft het zwaartepunt van de hiv-zorg zich verlegd van behandeling van acute en fatale ziektebeelden naar het managen en voorkomen van comorbiditeiten, daarbij pogend de hiv-patiënt zo gezond mogelijk oud te laten worden. Een van de meest belangrijke uitdagingen daarbij is het optreden van cognitieve achteruitgang. Uit recent onderzoek is gebleken dat bij de helft van de behandelde hiv-patiënten een vorm van cognitieve achteruitgang optreedt.1 Bij hypotheses van de etiologie hiervan wordt vaak een ‘aging-effect’ van hiv genoemd, waarbij wordt gesteld dat hiv-infectie een versnelling van het verouderingsproces veroorzaakt.2–4 Meerdere studies hebben laten zien dat neurocognitieve dysfunctie vaker voorkomt bij oudere hiv-patiënten, en bij patiënten met een verder gevorderd stadium van infectie.5,6 Deze studies hebben echter vaak kleine populaties, een korte follow-up duur, en/of missen een goede controlegroep. Recent is een studie gepubliceerd van Goodkin et al die juist deze zaken onderzoekt in het grote cohort van de Multicenter AIDS cohort study (MACS).
De MACS is een lopende prospectieve cohortstudie in de Verenigde Staten waarbij reeds patiënten worden geïncludeerd sinds 1984. De populatie bestaat uit mannen die seks hebben met mannen (MSM), zowel hiv-positief als -negatief. Voor deze studie werd een NeuroPsychologisch Onderzoek (NPO) uitgevoerd met zeven subtesten waarmee vijf cognitieve domeinen werden getest (snelheid van informatieverwerking, geheugen, executief functioneren, motoriek en werkgeheugen). Bovendien werd veel achtergrondinformatie gedocumenteerd, waaronder opleidingsniveau, inkomen, comorbiditeit en de duur van hiv-infectie.
De onderzoekers gebruikten verschillende modellen om het effect van hiv-infectie op het brein te onderzoeken; een waarbij niet voor duur van hiv-infectie wordt gecorrigeerd, en een waarbij dat wel wordt gedaan. In beide modellen wordt gecorrigeerd voor veel belangrijke factoren zoals comorbiditeit, hepatitis C-infectie, stemming, drugs- en alcoholgebruik. Beide modellen tonen, zoals verwacht, een negatief effect van leeftijd op de NPO-uitkomst. Stadium van hiv-infectie heeft een negatief effect in het eerste model, maar deels een positief effect in het tweede. De onderzoekers opperen hiervoor als uitleg dat patiënten die al langer hiv hebben, waarschijnlijk beter zijn ingesteld op hun medicatie en daardoor meer immuun reconstitutie hebben.
Als gekeken wordt naar de interactie tussen hiv-stadium en leeftijd, wordt in het eerste model deels een positief effect gezien van hiv-infectie; i.e. dat oudere hiv-patiënten het beter doen ten opzichte van hun jongere tegenhangers dan oudere hiv-negatieve controles t.o.v. hún tegenhangers. Dit effect wordt echter bijna geheel omgedraaid als de factor ‘duur hiv-infectie’ wordt toegevoegd in het model. Dan wordt, met name bij het domein motoriek en geheugen, een negatief effect gevonden van de interactie tussen leeftijd en hivstadium. Dit wil zeggen dat er een verslechtering is van het negatieve effect van leeftijd op cognitie bij een ernstiger hiv-stadium. Dit effect is dus groter dan de som van de onafhankelijke effecten van leeftijd en hiv-stadium.
(TIJDSCHR INFECT 2017;12(5):177-8)
Lees verderTvI - jaargang 12, nummer 4, september 2017
dr. C.D.J. den Heijer
Meningokokkenziekte wordt veroorzaakt door de gramnegatieve diplokok, Neisseria meningitidis. Op basis van de polysachariden in het kapsel worden twaalf serogroepen onderscheiden, waarvan in Nederland met name B en verder A, C, W135, X, Y, Z en 29E voorkomen.1 Het betreft een meldingsplichtige infectieziekte, onder andere vanwege de transmissiekans, waardoor post-expositie antibioticaprofylaxe en vaccinatie geïndiceerd kunnen zijn bij zeer nauwe contacten van de patiënt. Een aanzienlijk deel van de bevolking (10–20%) draagt deze bacterie op enig moment bij zich in de neus-keelholte, met een piek in de adolescentie (~35%) bij een epidemische verheffing.1 Bij een beperkt aantal mensen komt de meningokok in de bloedbaan, waarna het ernstige ziekte kan veroorzaken. Het karakteristieke ziektebeeld hierbij bestaat uit sepsis en meningitis. In dit artikel bespreken Russcher en collega’s een meningokokkencasus waarbij de klinische presentatie bij de huisarts bestond uit een pijnlijke, rode en gezwollen enkel bij een man van begin 60 met blanco voorgeschiedenis. 2 De man had vijf dagen voor het huisartsbezoek enkele dagen koorts gehad met misselijkheid en braken welke spontaan herstelden. Op verdenking van jicht, schreef de huisarts een ‘non-steroidal anti-inflammatory drug’ (NSAID) voor. Een dag later presenteerde de man zich op de Spoedeisende Hulp met fasciitis necroticans van zijn been, waarvoor een spoedoperatie werd uitgevoerd. Weefselkweken die afgenomen werden tijdens deze operatie toonden Neisseria meningitidis aan. Typering door het Nederlands Referentielaboratorium voor Bacteriële Meningitis liet zien dat het een serogroep W (MenW) betrof dat behoorde tot het hypervirulente clonale complex 11. Antibioticaprofylaxe via de GGD naar aanleiding van deze casus was niet nodig, omdat de patiënt geen huisgenoten of andere zeer nauwe contacten had in de zeven dagen voorafgaand aan de eerste ziektedag. Na het bekend worden van de typering werd de patiënt wel gevaccineerd met het quadrivalente meningokokkenvaccin (gericht tegen serogroepen ACWY) om (re)infectie te voorkomen in de komende drie tot vijf jaar.
(TIJDSCHR INFECT 2017;12(4):136-7)
Lees verder