OVERZICHTSARTIKELEN

Otosyfilis: herkenning en behandeling van het stille gevaar

TvI - jaargang 20, nummer 1, maart 2025

drs. K.H. Hanny , drs. J.Y. Mendoza Rogel , mr. drs. S.A. Pronk , dr. S.A.M. Knippenberg

SAMENVATTING

Otosyfilis is een vorm van neurosyfilis. Kenmerkende klachten van otosyfilis zijn gehoorverlies, duizeligheid, tinnitus en evenwichtsstoornissen. Syfilis (of lues) is een soa die wordt veroorzaakt door de spirocheet Treponema pallidum en kan zich op vele manieren presenteren. Otosyfilis kan zowel in de vroege als late fase van syfilis optreden. Syfilis wordt bevestigd via serologische non-treponemale en treponemale testen. Bij een (genitale) ulcer kan PCR-onderzoek ingezet worden om T. pallidum-DNA te detecteren. Bij otologische of andere neurologische klachten moet laagdrempelig een intraveneuze behandeling met benzylpenicilline gestart worden. Aanvullende liquordiagnostiek is mogelijk, maar niet vereist voorafgaand aan de start van de behandeling. Liquordiagnostiek wordt tevens niet meer geadviseerd ter follow-up als therapiemarker; serologische controle volstaat. Otosyfilis is een diagnostische uitdaging, belangrijk om tijdig te herkennen en adequaat te behandelen en hierdoor de kans op re-infectie en restklachten (zoals blijvend gehoorverlies) tot een minimum te beperken.

(TIJDSCHR INFECT 2025;20(1):14–9)

Lees verder

Diagnose en behandeling van vaatprothese- en endoprotheseinfecties: een gestructureerde multidisciplinaire aanpak

TvI - jaargang 20, nummer 1, maart 2025

dr. M. Wouthuyzen-Bakker , dr. M. van Oosten , dr. W.F.W. Bierman , dr. A.W.J.M. Glaudemans , dr. R. Slart , drs. M. Toren-Wielema , dr. I. Tielliu , dr. C.J. Zeebregts , dr. N.H.J. Prakken , dr. J.P. de Vries , dr. B.R. Saleem

SAMENVATTING

Een infectie van een vaatprothese of endoprothese (‘vascular graft or endograft infection’: VGEI) is een ernstige complicatie die kan optreden na een chirurgische ingreep, en gaat gepaard met een hoge morbiditeit en mortaliteit. Een multidisciplinaire aanpak door vaatchirurgen, internist-infectiologen, artsen-microbioloog, radiologen, nucleair geneeskundigen en ziekenhuisapothekers is nodig om een VGEI adequaat te diagnosticeren en te behandelen. Een gestructureerd diagnostisch, antibiotisch, en chirurgisch behandelalgoritme helpt bij de klinische besluitvorming met als doel de klinische uitkomst van patiënten met een VGEI te verbeteren.

(TIJDSCHR INFECT 2025;20(1):5–13)

Lees verder

Ebola en andere virale hemorragische koortsen: de stand van zaken van behandeling en vaccinatie

TvI - jaargang 19, nummer 4, november 2024

dr. A.M. Vollaard , dr. J.J.A. van Kampen , dr. K.E. Veldkamp , dr. P.M. Ellerbroek , dr. J.A. Severin , dr. A.M.L. Oude Lashof , dr. M. Knoester , prof. dr. M.P. Grobusch , prof. dr. L.G. Visser , prof. dr. C.P. Rovers

SAMENVATTING

Virale hemorragische koortsen (VHK) zijn virusziekten met een hoog sterftecijfer. Bij vooral de filovirusinfecties (ebola- en marburgvirus) en lassakoorts is er risico op mens-op-mensoverdracht. Dat is de reden dat voor VHK-patiënten een infrastructuur in Nederland is ingericht, zodat verwijzing en opname veilig en effectief kan gebeuren. Deze infrastructuur kan ook bij de introductie van nieuwe, zeldzame infecties (‘high-consequence infectious diseases’) in Nederland nodig zijn. Tot voor kort waren er weinig behandelopties bij VHK, maar er is veel onderzoek gaande op het gebied van behandeling van deze infecties en van preventie door middel van vaccinatie. Met name voor infecties veroorzaakt door Zaïre-ebolavirus is er vooruitgang geboekt: in de Verenigde Staten zijn nu geregistreerde behandelopties met twee verschillende monoklonale antistoffen. Uit de onderzoeken bleek geen overtuigend bewijs dat de antivirale middelen remdesivir en favipiravir overlevingswinst bij ebolavirusziekte geven. Voor andere VHK is dat mogelijk wel het geval; dit wordt besproken in het artikel. Daarnaast zijn twee vaccins (rVSVΔG-ZEBOV-GP en de combinatie van Ad26. ZEBOV met MVA-BN-Filo) geregistreerd in Europa. De behandel- en vaccinontwikkelingen worden in dit artikel samengevat en de implicaties voor het gebruik ervan bij behandeling, preventie en post-expositieprofylaxe in Nederland worden verhelderd, inclusief eventuele mogelijkheden tot toegang.

(TIJDSCHR INFECT 2024;19(4):137–45)

Lees verder

Luchtwegaandoeningen bij te vroeg geboren zuigelingen: kunnen bacteriële lysaten dit terugdringen?

TvI - jaargang 19, nummer 4, november 2024

drs. I.C. van Duuren , prof. dr. H.H. Smits , dr. L. Duijts , prof. dr. J. Penders , dr. G.A. Tramper-Stranders

SAMENVATTING

Te vroeg geboren kinderen hebben in de eerste levensjaren vaker luchtweginfecties en piepende luchtwegen dan kinderen die niet te vroeg geboren zijn. Vroeggeboorte en het doormaken van luchtwegepisoden vroeg in het leven zijn beide risicofactoren voor het ontwikkelen van astma en COPD. Deze ziektebeelden worden niet alleen gezien bij extreem vroeggeboren kinderen (prematuren), maar ook bij de middel- en laat-prematuren, geboren na 32–37 weken zwangerschap. Naast een afwijkende longontwikkeling spelen risicofactoren rondom de geboorte, die leiden tot een verstoring in microbiële kolonisatie en een afwijkende ontwikkeling van het immuunsysteem, een belangrijke rol. Het vermijden van deze risicofactoren is niet altijd mogelijk en er zijn weinig opties om luchtweginfecties te voorkomen. Dit artikel geeft een overzicht van de werking en waarde van bacteriële lysaten en zal de opzet van een studie naar de werking hiervan bij middel- en laat-prematuren beschrijven. Vanwege een veelzijdige invloed op het immuunsysteem staan bacteriële lysaten erom bekend een secundair preventief effect te hebben bij kinderen met recidiverende luchtweginfecties en frequent piepende luchtwegen. Het weinige onderzoek naar primaire preventie met bacteriële lysaten laat een gunstig effect zien op het aantal luchtwegepisoden in de eerste levensjaren. Prematuur geboren kinderen zijn echter in alle eerdere studies uitgesloten, terwijl zij er juist baat bij kunnen hebben. Daarom is een gerandomiseerde, placebogecontroleerde studie opgezet naar de klinische, immunologische en microbiologische effecten van primaire preventie met bacteriële lysaten bij middelen laat-prematuur geboren kinderen in de eerste levensjaren.

(TIJDSCHR INFECT 2024;19(4):146–52)

Lees verder

Waarom is het belangrijk om nog steeds tegen polio te vaccineren?

TvI - jaargang 19, nummer 3, september 2024

dr. ir. E. Duizer , drs. D. van Meijeren , dr. H. Ruijs , drs. H. van Vliet

SAMENVATTING

Poliomyelitis is een ziekte die veroorzaakt wordt door infectie met één van de drie typen poliovirus. De meeste infecties verlopen asymptomatisch of met licht griepachtige verschijnselen, maar bij 1 op 100–1.000 infecties ontstaan verlammingen. De laatste Nederlandse polio-epidemie vond plaats in 1992–1993 onder ongevaccineerden. De ziekte is goed te voorkomen met zowel een vaccin met geïnactiveerd poliovirus (‘inactivated polio vaccine’: IPV, Salk-vaccin) als met een oraal levend-verzwakt vaccin (‘oral live attenuated polio vaccine’: OPV, Sabin-vaccin). In 1988 kwamen alle landen in de wereld overeen om polio wereldwijd uit te roeien, met als (te) ambitieuze streefdatum het jaar 2000. Anno 2023 komt alleen wild poliovirustype 1 (WPV1) nog voor: in Pakistan en Afghanistan. Daarnaast zijn er veel uitbraken met type 2-‘vaccine derived polioviruses’ (VDPV2) afkomstig uit OPV. Om deze VDPV2-uitbraken te bestrijden is een nieuw oraal vaccin (nOPV2) beschikbaar dat moeilijker naar een pathogeen virus kan muteren. Om met infectieus poliovirus te mogen werken moeten faciliteiten voldoen aan zeer strenge voorwaarden, door de WHO beschreven in ‘global action plans for poliovirus eradication.’ De wereld is dichterbij polio-uitroeiing dan het ooit geweest is, maar er zijn nog drie horden. De eerste is het uitroeien van WPV1 in Afghanistan/Pakistan. De tweede horde is het zo snel mogelijk beëindigen van de VDPV2-uitbraken, door gerichte inzet van nOPV2. De derde horde is strikte poliovirusinperking (‘containment’) in laboratoria en voor vaccinproductie. Zolang het poliovirus nog niet uitgeroeid is, kan Nederland te maken krijgen met poliopatiënten.

(TIJDSCHR INFECT 2024;19(3):92–9)

Lees verder

Huid- en wekedeleninfecties door niet-tuberculeuze mycobacteriën

TvI - jaargang 19, nummer 3, september 2024

drs. W. Peeters , L. Kurver BSc, dr. J. van Ingen , dr. C.I.A. van Houdt , dr. L.H.M. te Brake , dr. M. Ozturk , T.C.C. van Lier BSc, dr. J.E.M. de Steenwinkel , dr. R van Crevel , dr. J.M.P.A. van den Reek , drs. C.L.M. van Hees , dr. H.I. Bax , A. van Laarhoven

SAMENVATTING

De incidentie van huid- en wekedeleninfecties door niet-tuberculeuze mycobacteriën neemt wereldwijd toe. Deze infecties worden vaak voorafgegaan door trauma, een chirurgische ingreep of inoculatie anderszins, en komen vaker voor bij patiënten met een verminderde afweer. Identificatie van de veroorzakende mycobacteriële species en de bijbehorende gevoeligheid zijn essentieel om tot een gericht antibioticabehandelplan te komen, waarbij tevens chirurgische nettoyage geïndiceerd kan zijn. De langdurige antibioticabehandeling, meestal met meerdere middelen, kent aanzienlijke toxiciteit, waardoor aanpassingen vaak nodig zijn. Het uitblijven van klinische respons of uitbreiding van laesies komt vaak voor, waarbij eenzelfde klinisch beeld verschillende oorzaken kan hebben. Falen van de antibioticabehandeling, en daarmee de noodzaak tot aanpassing van het antibioticaregime, dient te worden onderscheiden van een hyperinflammatoire respons, waarbij anti-inflammatoire behandeling geïndiceerd kan zijn. Onderzoekers van het Radboudumc en Erasmus MC zijn recentelijk gezamenlijk een studie gestart naar de pathofysiologie van huiden wekedeleninfecties door niet-tuberculeuze mycobacteriën. Het doel is om het klinisch falen beter te begrijpen en daarmee op tijd een juiste behandeling te kunnen instellen.

(TIJDSCHR INFECT 2024;19(3):100–6)

Lees verder

Bloedkweken op de afdeling Spoedeisende Hulp: de juiste indicatie, timing en procedure

TvI - jaargang 19, nummer 2, mei 2024

dr. T. Schoffelen , drs. N. Hanemaaijer , dr. J. Hoogerwerf , dr. J. ten Oever , dr. J. Schouten

SAMENVATTING

Het routinematig afnemen van bloedkweken op de SEH leidt tot veel onnodige kweken, met als gevolg hogere kosten en een grotere patiëntbelasting. Bovendien kunnen foutpositieve bloedkweekuitslagen gepaard gaan met onnodige aanvullende diagnostiek, onnodig antibioticagebruik en langere ziekenhuisopname. ‘Antimicrobial stewardship’-teams (A-teams) kunnen zich richten op het doelmatiger afnemen van bloedkweken. Dit artikel geeft inzicht in de literatuur over verschillende aspecten van bloedkweekafname op de SEH en biedt daarmee handvatten voor het vaststellen van doelen. Dit gaat niet alleen over de indicatie voor bloedkweekafname, maar ook over de timing (onder andere wel of geen bloedkweken afnemen bij koortspieken of koude rillingen) en over de procedure (onder andere één of meerdere venapuncties).

(TIJDSCHR INFECT 2024;19(2):53–60)

Lees verder