TvI - jaargang 13, nummer 6, december 2018
dr. M.F.M. Langelaar , dr. G.R. Westerhof
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ziet toe op de kwaliteit van zorg. De IGJ doet dit op basis van de wet en de geldende veldnormen. Ook infectieziekten( bestrijding) valt onder het toezicht van de IGJ. In de afgelopen jaren is uitgebreid toezicht gehouden op naleving van de richtlijnen voor infectiepreventie en antibioticabeleid in de ziekenhuizen, verpleeghuizen en privéklinieken. Het toezicht in de ziekenhuizen is positief beoordeeld door het veld, het onderwerp infectiepreventie is hoger op de agenda gekomen. Vervolgtoezicht in de ziekenhuizen zal meer verantwoordelijkheid bij de ziekenhuisbestuurders leggen en zal breder van opzet zijn dan het afgelopen toezicht met een sterke focus op bijzonder resistente micro-organismen. Ten tijde van de grote ebola-uitbraak in West-Afrika toetste de IGJ of de universitaire medische centra en het calamiteitenhospitaal voldoende voorbereid waren. Dit was het geval. Ook de afdelingen infectieziektebestrijding en tuberculosebestrijding van de GGD’en zijn de afgelopen jaren onderzocht. De GGD’en spelen in toenemende mate hun rol als ‘spin in het web’ van de infectieziektebestrijding, waarbij ook antibioticaresistentie een belangrijk thema is geworden. Openbaarmaking van de resultaten van de eigen kwaliteitsmetingen van de GGD’en kan leiden tot minder toezichtlast. Meer en meer wordt duidelijk dat zorg wordt uitgevoerd in ketens. Ketenzorg die gaat van preventie tot therapie en die niet louter de mens betreft, maar ook duidelijk ingebed is in een gezamenlijk ecosysteem van mens en dier (de ‘One Health’-benadering). Goede zorg rond infectieziekten is zorg in de keten van zorginstellingen, met een integrale kijk op de epidemiologie en bestrijding van infectieziekten in de diverse reservoirs.
(TIJDSCHR INFECT 2018;13(6):192-6)
Lees verderTvI - jaargang 13, nummer 5, oktober 2018
drs. B. Nyuykonge , drs. W. Lim , prof. A. Fahal , dr. W.W.J. van de Sande
Mycetoom is een verwaarloosde tropische ziekte die gekarakteriseerd wordt door tumorachtige gezwellen op de voet. De ziekte kan door meer dan 60 verschillende bacteriën (actinomycetoom) en schimmels (eumycetoom) veroorzaakt worden. De ziekte komt met name voor in tropische en subtropische landen. De prevalentie is hoog in Mexico, Soedan en Niger. Ook in sommige Europese landen is de ziekte endemisch. De diagnose mycetoom wordt vaak klinisch gesteld. Met behulp van röntgenfoto’s en echoscopie kan de grootte en diepte van de laesie, alsmede de invasie van de botten worden bepaald. De identificatie van de veroorzakende micro-organismen berust op histologisch onderzoek en kweek. Moleculaire identificatie is vaak essentieel in het voorkomen van misidentificaties. Actinomycetoom wordt vaak succesvol behandeld met een combinatie van cotrimoxazol en amikacine. Voor eumycetoom wordt eerst 6 maanden behandeld met een azol-antischimmelmiddel, waarna de laesie wordt weggesneden. Om het terugkeren van de infectie te voorkomen wordt vervolgens nog minimaal 6 maanden nabehandeld met een azol-middel. Helaas zijn de slagingspercentages voor deze therapie erg laag en is amputatie vaak alsnog nodig.
(TIJDSCHR INFECT 2018;13(5):143-50)
Lees verderTvI - jaargang 13, nummer 5, oktober 2018
drs. L.W. Rümke , dr. S.F.T. Thijsen , dr. N. Thielen , drs. H.J. van de Kamp , dr. J.J. Oudejans , drs. C.M. Pleizier
Neuroborreliose kan een antigeengedreven monoklonale B-celproliferatie in de liquor veroorzaken, wat kan duiden op een centraalzenuwstelsellymfoom. Bij eerder beschreven patiënten met neuroborreliose verdween dit klonale celbeeld na antibiotische behandeling. In dit artikel wordt een 89-jarige vrouw beschreven met een polyradiculitis op basis van neuroborreliose en een verdenking op een intrathecaal B-cellymfoom. PCR op Borrelia-species in de liquor was positief. De monoklonale B-celproliferatie werd vastgesteld met klonaliteitsanalyse middels DNA-onderzoek. Hoewel follow-up van liquordiagnostiek in deze casus niet beschikbaar is, is het mogelijk dat er bij deze patiënte sprake was van een door B. burgdorferi geïnduceerde intrathecale monoklonale B-celexpansie, die verdwijnt na antibiotische behandeling. Bij patiënten met zowel neuroborreliose als een monoklonale B-celproliferatie in de liquor wordt aangeraden om na antibiotische behandeling liquordiagnostiek te herhalen.
(TIJDSCHR INFECT 2018;13(5):152-7)
Lees verderTvI - jaargang 13, nummer 4, september 2018
prof. dr. B.A.M. van der Zeijst , prof. dr. J.F. van den Bosch , prof. dr. A.L.W. Huckriede , dr. W. Luytjes , dr. A.C.T.M. Vossen
Gemeten naar de vaccinatiegraad is het draagvlak voor het Nationaal Programma Grieppreventie afgenomen. De sterke variatie in de ernst van de jaarlijkse griep en de matige bescherming door de gebruikte vaccins spelen hierbij waarschijnlijk een rol. Dit artikel gaat in op de wetenschappelijke en logistieke uitdagingen van een goede bescherming tegen griep. Op de lange termijn moeten breed beschermende griepvaccins die meerdere jaren werkzaam zijn hiervoor zorgen. Op de kortere termijn valt er winst te behalen door kleinere vaccinverbeteringen en aanpassingen in de doelgroepen voor vaccinatie.
(TIJDSCHR INFECT 2018;13(4):104-109)
Lees verderTvI - jaargang 13, nummer 4, september 2018
drs. K.A. Bergman , dr. M. Lokate , dr. E.J. d’Haens , dr. R.L.J. Winter , dr. S.B. Debast , ir. M.I. van den Bos , dr. J.W.A. Rossen , prof. dr. A.W. Friedrich , dr. L.H. Schölvinck
Late-onset sepsis bij (premature) neonaten kan worden veroorzaakt door Serratia marcescens. Uitbraken worden regelmatig beschreven. In de periode van augustus tot december 2014 veroorzaakte een Serratia marcescens-stam zonder verworven resistentiekenmerken een uitbraak op een neonatale intensivecareafdeling. Door overplaatsing van patiënten vond regionale verspreiding plaats. Dit vormt een risico bij centralisatie van zorg en hoog complexe zorg. Goede communicatie en regionale samenwerking zijn hierbij uit het oogpunt van infectiepreventie onontbeerlijk.
(TIJDSCHR INFECT 2018;13(4):110-114)
Lees verderTvI - jaargang 13, nummer 3, juni 2018
dr. D. de Vos , dr. S. Jennes , dr. G. Verbeken , ir. H. van Raemdonck , dr. T. Rose , dr. M. Merabishvili , dr. I. Vlasveld , dr. J.-P. Pirnay
Faagtherapie, het gebruik van bacteriespecifieke virussen als antibacterieel agens, is aan een comeback toe. Dit komt door de wereldwijde antibioticacrisis, waardoor alledaagse en chirurgiegerelateerde infecties weer dodelijk kunnen zijn. Er is dringend behoefte aan moderne, klinische studies om de effectiviteit van faagtherapie te objectiveren en te optimaliseren. De huidige wetgeving geeft hier echter geen ruimte voor en ook zijn er patentgerelateerde hindernissen. Hierdoor is het opzetten van onderzoek problematisch. Faagtherapie lijkt een wetenschappelijk zinvolle, duurzame en ongevaarlijke behandeling en kan op korte termijn inzetbaar zijn als antibacteriële strategie.
(TIJDSCHR INFECT 2018;13(3):69-75)
Lees verderTvI - jaargang 13, nummer 3, juni 2018
drs. M.A.C. Vermunt , dr. J.W. Baars , dr. H.S. Hermanides , dr. P.H.M. Smits , dr. R.R. Jansen , dr. J.W. Mulder
Pneumocystis jirovecii is een bekende veroorzaker van pneumonie bij immuungecompromitteerde patiënten. In verband met een plotselinge stijging van het aantal gevallen van P. jirovecii-pneumonie in 2014 bij patiënten zonder typische risicofactoren in 2 aangrenzende ziekenhuizen werd een analyse verricht naar de oorzaak hiervan. P. jirovecii-pneumonie kan ook voorkomen bij een lymfocytopenie ten gevolge van standaard chemotherapeutische behandeling, langdurig gebruik van corticosteroïden en wordt waarschijnlijk vaker vastgesteld sinds de invoering van de sensitievere PCR-test.
(TIJDSCHR INFECT 2018;13(3):76-82)
Lees verder