OVERZICHTSARTIKELEN

Acute hematogene osteomyelitis en septische artritis op de kinderleeftijd, een retrospectief observationeel onderzoek

TvI - jaargang 7, nummer 5, oktober 2012

dr. E. Simonse , dr. A.A.P.H. Vaessen-Verberne , dr. L. Torn

Samenvatting

Dit retrospectieve statusonderzoek werd opgezet om het inzicht vergroten in de presentatie, het beloop en de huidige behandeling van septische artritis en acute hematogene osteomyelitis. De status werd doorgenomen van elke patiënt tussen 0 en 18 jaar, waarbij tussen januari 2005 en januari 2011 een Diagnostische Behandelingscombinatie Code voor septische artritis of acute hematogene osteomyelitis werd geregistreerd. Wanneer bij de patiënt werd voldaan aan de definitie van één van beide aandoeningen, werden de medische status, de laboratoriumuitslagen en de radiologische onderzoeken retrospectief beoordeeld. Van de 92 geregistreerde Diagnostische Behandelingscombinatie Codes in de periode van januari 2005 tot en met januari 2011, berustten er 18 op een acute hematogene osteomyelitis en 26 op een septische artritis. De mediane leeftijd bij een acute hematogene osteomyelitis is 3,5 jaar en bij een septische artritis 1 jaar. De meest voorkomende locatie van acute hematogene osteomyelitis is de femur en van septische artritis de heup en de knie. Het C-reactieve proteïne (CRP) was verhoogd bij alle patiënten met acute hematogene osteomyelitis en bij 88% van de patiënten met septische artritis. Bij 56% van de patiënten met een acute hematogene osteomyelitis werd de diagnose bevestigd middels een positieve kweekuitslag. Dit percentage was bij de patiënten met septische artritis 27%. Alle patiënten werden antibiotisch behandeld, waarbij in bijna alle gevallen met intraveneuze toediening werd gestart. In het Amphia Ziekenhuis te Breda werden kinderen met septische artritis en acute hematogene osteomyelitis intraveneus behandeld met antibiotica tot de ontstekingsverschijnselen waren verdwenen, de koorts was verdwenen en de infectieparameters waren genormaliseerd. Vervolgens werd oraal antibiotica voorgeschreven. Gezien het lage percentage restverschijnselen bij de patiënten, is het advies om de duur van de intraveneuze antibioticatoediening hierop te baseren.

(Tijdschr Infect 2012;7:160-7)

Lees verder

Verticale hiv-transmissie ondanks maternale hiv-screening in Nederland

TvI - jaargang 7, nummer 5, oktober 2012

dr. N. Smeets , N.G. Hartwig , dr. K. Boer , dr. A.J. Eggink , dr. P. Koopmans , dr. A. Warris , dr. M. van der Flier

Samenvatting

In januari 2004 werd de universele maternale hiv-screening geïntroduceerd in Nederland. In de periode van 1 juli 2004 tot 31 december 2010 zijn vier kinderen gediagnosticeerd met een verticaal verworven hiv-infectie waarvan de moeders in aanmerking kwamen voor de screening. De moeders van deze vier kinderen hebben allen in de screening geparticipeerd en waren allemaal hiv-negatief ten tijde van de screening aan het einde van het eerste zwangerschapstrimester. Twee moeders waren afkomstig uit een hiv-endemisch gebied. Bij twee van de vier kinderen was er sprake van een vergevorderd ziektestadium ten tijde van de diagnose. De vier kinderen worden behandeld met combinatie antiretrovirale therapie (cART) en zijn inmiddels in een goede klinische conditie. Dit artikel toont het belang aan van blijvende alertheid op mogelijke hiv-infecties bij kinderen, ook al is de moeder negatief gescreend tijdens de zwangerschap. Vanwege het feit dat er, ondanks het nationale screeningsbeleid, nog kinderen door verticale transmissie geïnfecteerd raken, dienen aanvullende preventieve maatregelen zoals introductie van partnerscreening overwogen te worden.

(Tijdschr Infect 2012;7:155-9)

Lees verder

Stand van zaken: tekenencefalitis

TvI - jaargang 7, nummer 4, augustus 2012

dr. D.L. Adams , dr. M. de Mendonça Melo , dr. P.J.J. van Genderen , dr. O.F.J. Stenvers , dr. P.J. Wismans

Samenvatting

Het tekenencefalitisvirus is een flavivirus dat wordt overgebracht door tekenbeten, in het bijzonder de teken Ixodes ricinus en Ixodes persulcatus. Het verspreidingsgebied van besmette teken vertegenwoordigt het endemische gebied van de ziekte dat zich uitbreidt van Europa tot het Verre Oosten. De ziekte heeft een typisch bifasisch verloop waarbij de eerste fase gekenmerkt wordt door koorts, moeheid en hoofdpijn. Na een interval van een week begint de tweede fase met een beeld variërend van een lichte meningitis tot een ernstige encefalitis. Een aanzienlijk deel van de patiënten houdt er neuro-psychiatrische restverschijnselen aan over. De diagnose wordt gesteld op basis van een positieve anamnese voor tekenbeten tijdens een verblijf in een endemisch gebied, het klinisch beeld en positieve antistoffen in serum of liquor. De behandeling is symptomatisch. Preventie vindt plaats door middel van beschermende maatregelen tegen tekenbeten en vaccinatie van risicogroepen.

(Tijdschr Infect 2012;7:127-33)

Lees verder

Intracellulaire accumulatie van tenofovir-difosfaat bij een hiv-geïnfecteerde patiënt met het syndroom van Fanconi en osteomalacie; casereport en review van de literatuur.

TvI - jaargang 7, nummer 4, augustus 2012

dr. M.E. Haverkort , dr. B.W. van der Spek , dr. P.T.A.M. Lips , dr. W.A.T. Slieker , dr. W. Bronsveld , dr. R. ter Heine , dr. A.D.R. Huitema

Samenvatting

Dit artikel presenteert een hiv-geïnfecteerde patiënt met tenofovir disoproxil fumaraatgeïnduceerd fanconi-syndroom en osteomalacie. Gelijktijdig trad een nucleos(t)ide reverse transcriptaseremmer gerelateerde CD4-celdaling op. Sequentieel gemeten intracellulaire tenofovir-difosfaatspiegels waren extreem hoog, terwijl de plasma tenofovirspiegel slechts licht gestegen was. In dit artikel worden verschillende factoren besproken, die kunnen bijdragen aan tenofovir-gerelateerde renale tubulaire disfunctie.

(Tijdschr Infect 2012;7:120-6)

Lees verder

Behandeling van hiv 1-infectie met de CCR5-antagonist maraviroc

TvI - jaargang 7, nummer 3, juni 2012

dr. S.F.L. van Lelyveld , dr. A.M.J. Wensing , dr. A.I.M. Hoepelman

Samenvatting

Sinds 2008 is in Nederland de chemokine (C-C motif) receptor type-5-antagonist maraviroc (Celsentri®) geregistreerd voor de behandeling van hiv 1-infectie bij voorbehandelde patiënten geïnfecteerd met een R5-troop virus. Op basis van de huidige data lijkt maraviroc een effectief antiretroviraal geneesmiddel te zijn met een licht bijwerkingenprofiel. Dit zal bevestigd moeten worden door data over bijwerkingen op de langere termijn. Voor de start van de behandeling dient het tropisme van het virus bepaald te worden door middel van een hiv-tropismetest. Vanwege metabolisering door het cytochroom P450 3A4 enzym in de lever is er sprake van interacties tussen maraviroc en andere (antiretrovirale) geneesmiddelen. Op dit moment wordt onderzoek gedaan naar de mogelijke additionele immunologische effecten van behandeling met maraviroc.

(Tijdschr Infect 2012;7:82-9)

Lees verder

Evaluatie van urethritis beleid op de soa-polikliniek van de GGD Rotterdam-Rijnmond

TvI - jaargang 7, nummer 3, juni 2012

dr. H.M. Götz , dr. N.M. van der Haar , dr. M. van Westreenen , dr. J. Adan , dr. E.M. van der Snoek

Samenvatting

Op de soa-polikliniek van de GGD Rotterdam-Rijmond geldt een protocol voor mannen met urethritis. In dit onderzoek werd gekeken naar de effectiviteit van het huidige behandelprotocol. Effectiviteit is gedefinieerd als het verdwijnen van urethritisklachten en leucocyturie na het doorlopen van de stappen van behandeling van urethritis. Gedurende een periode van zes maanden werden mannen met urethritis geïncludeerd. Bij de geïncludeerden werden vragenlijsten afgenomen en vond urineonderzoek op de aanwezigheid van leucocyturie plaats tijdens elk vervolgconsult. In totaal werden 87 mannen geïncludeerd waarvan uiteindelijk dertien ‘lost to follow-up’ waren. Bij meer dan de helft van de mannen die voldoen aan de criteria van urethritis werd een soa gevonden. Van de mensen met non-chlamydial non-gonococcal urethritis (NCNGU) hield uiteindelijk één van de 39 patiënten klachten na het volledige urethritis-protocol te hebben doorlopen. Het huidige behandelbeleid bij mannen met urethritis lijkt effectief. Het optimale behandelbeleid bij persisterende urethritis na therapie met azitromycine is onduidelijk.

Lees verder

De rol van bij de behandeling van hepatitis C

TvI - jaargang 7, nummer 2, april 2012

dr. D. Posthouwer , dr. J.E. Arends

Samenvatting

De behandeling van hepatitis C is de laatste jaren in een stroomversnelling geraakt. Naast het beschikbaar komen van de proteaseremmers, heeft de recente ontdekking van het IL28B-polymorfisme hierin een belangrijke rol gespeeld. Dit polymorfisme is geassocieerd met zowel spontane klaring als met de respons op therapie. Het precieze pathofysiologisch mechanisme achter dit polymorfisme is tot op heden niet geheel verklaard. Hoewel het interleukine 28B-gen sterk geassocieerd is met de respons op de behandeling met peginterferon alfa en ribavirine, lijkt de rol van dit polymorfisme bij de behandeling van chronische hepatitis C met drievoudige therapie inclusief proteaseremmers, minder groot te zijn.

(Tijdschr Infect 2012;7:46-52)

Lees verder