TvI - jaargang 16, nummer 4, september 2021
prof. dr. M.C. Brouwer
COVID-19 is een ernstige virale infectie van de luchtwegen die wordt gekenmerkt door dyspneu, en in ernstige gevallen gepaard gaat met een ontregelde immuunrespons die tot multi-orgaanfalen en trombotische complicaties kan leiden. Neurologische klachten bij COVID-19 bestaan uit hoofdpijn, spierpijn, reukverlies en een gedaald bewustzijn. Neurologische complicaties bestaan onder andere uit een hypoxische of metabole encefalopathie, postinfectieuze inflammatoire syndromen, zoals het syndroom van Guillain-Barré en acute gedissemineerde encefalomyelitis, en cerebrovasculaire complicaties. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de neurologische symptomen en complicaties die optreden bij COVID-19.
(TIJDSCHR INFECT 2021;16(4):121-5)
Lees verderTvI - jaargang 16, nummer 4, september 2021
ing. J.H.J. Reimerink , dr. M.A.H. Braks , dr. B.C.G. Voordouw , dr. C.C. van den Wijngaard , dr. H.C.T. van den Kerkhof , dr. C.B.E.M. Reusken
Westnijlvirus (WNV) is een door muggen overgedragen, zoönotisch virus dat zijn naam dankt aan de regio West-Nijl in Oeganda, waar het virus voor het eerst werd geïdentificeerd. De transmissie van westnijlvirus verloopt in een enzoötische cyclus tussen muggen en vogels. Bij voldoende circulatie worden sporadisch mensen en paarden geïnfecteerd, die verder niet bijdragen aan de transmissie van het virus. Het verspreidingsgebied van het virus omvat de hele wereld, behalve Antarctica. Binnen Europa breidt het verspreidingsgebied van het virus zich steeds verder uit, wat ertoe heeft geleid dat in 2020 autochtone patiënten in Nederland werden gediagnostiseerd. De diagnostiek is grotendeels gebaseerd op serologie door de kenmerkende korte viremie (3–5 dagen) bij flavivirussen, maar in urine of volbloed kan het virus nog weken na de eerste ziektedag worden aangetoond met moleculaire technieken. De verwachting is dat in 2021 opnieuw patiënten zullen voorkomen en daarom is verhoogde alertheid bij clinici van belang voor het opnemen van WNV in de differentiaaldiagnose van met name neurologische verschijnselen.
(TIJDSCHR INFECT 2021;16(4):126-32)
Lees verderTvI - jaargang 16, nummer 3, juni 2021
dr. L. Vos
(TIJDSCHR INFECT 2021;16(3):78-9)
Lees verderTvI - jaargang 16, nummer 3, juni 2021
J.J.G.T. van Summeren MSc, dr. J.M.T. Hendriksen , dr. J. Paget , dr. A. Meijer
Sinds de invoering van de COVID-19-maatregelen is in Europa nauwelijks circulatie van respiratoir synctieel virus (RS-virus). Alleen in Frankrijk en IJsland is in de winter van 2020–2021 een RS-virusepidemie vastgesteld; 4 maanden later dan gebruikelijk. Ook op het zuidelijk halfrond stopte de RS-viruscirculatie vanaf het invoeren van de COVID-19-maatregelen. Na versoepelingen van de maatregelen werd in Australië en Zuid-Afrika een verlate RS-virusepidemie vastgesteld: in de lente in plaats van de winter. De verwachtingen voor de volgende RS-virusepidemie/epidemieën in Nederland worden beschreven in 4 scenario’s. Het belangrijkste is dat de volgende RS-virusepidemie(en) waarschijnlijk omvangrijker zal/zullen zijn dan normaal, omdat het aantal kinderen met onvoldoende immuniteit tegen het RS-virus toeneemt. Bovendien kan een RS-virusepidemie buiten het gebruikelijke winterseizoen plaatsvinden. De RS-viruscirculatie is slechts gedeeltelijk gerelateerd aan de COVID-19-maatregelen. In Frankrijk begon de RS-virusepidemie zonder grote wijzigingen in de COVID-19-maatregelen. Een strenger pakket aan COVID-19-maatregelen lijkt de verspreiding van het RS-virus meer te onderdrukken. Het monitoren van RS-virusinfecties via surveillance is belangrijk om een toename tijdig op te merken. Huisartspraktijken en ziekenhuizen hebben op die manier voldoende tijd om zich voor te bereiden op een toename van patiënten, hoofdzakelijk kinderen, met een RS-virusinfectie.
(TIJDSCHR INFECT 2021;16(3):80-5)
Lees verderTvI - jaargang 16, nummer 3, juni 2021
K. Leber MSc, F. Dias Gonçalves Lima MSc, dr. S.M.E. Vrouenraets
Hiv-positieve mannen die seks hebben met mannen (MSM) hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van een aan humaan papillomavirus (HPV) gerelateerd anuscarcinoom. Een hogeresolutie-anoscopie (HRA) is de gouden standaard om anuscarcinoom of een hooggradige dysplasie te detecteren. Dit is een invasief en belastend onderzoek en gezocht wordt naar een simpele test om hooggradige voorstadia te voorspellen en te onderscheiden wie uiteindelijk een HRA zal moeten ondergaan. Mogelijk voldoet een anale swabtest voor cytologie aan deze criteria. In deze studie werden hiv-positieve MSM gescreend met zowel een anale swabtest voor cytologie en HPV-typering, alsmede een HRA-onderzoek, beide op dezelfde dag uitgevoerd. In totaal werden in de studie 95 hiv-positieve MSM met een mediane leeftijd van 54 (49–61) jaar geïncludeerd. Bij hen werd geen anuscarcinoom gevonden. De sensitiviteit en specificiteit van enige vorm van dysplasie bij cytologie voor het voorspellen van hooggradige dysplasie bij HRA waren respectievelijk 71% en 53%. Een hoogrisico-HPV-type bij cytologie verhoogde de sensitiviteit naar 92%, maar de positief voorspellende waarde was laag (0,34). Een anale swabtest voor cytologie is, in vergelijking met HRA, geen goed alternatief voor de detectie van hooggradige anale dysplasie. Nieuwe studies onderzoeken biomarkers die zowel hooggradige dysplasie voorspellen als de progressie van dysplasie naar anuscarcinoom. Deze studies zullen hopelijk leiden tot een sensitieve test om de juiste patiënten te selecteren die met HRA gescreend moeten worden op hooggradige dysplasie en anuscarcinoom.
(TIJDSCHR INFECT 2021;16(3);86-91)
Lees verderTvI - jaargang 16, nummer 2, april 2021
drs. C.F.H. Raven , dr. A.F. Schoffelen , dr. S.H. Mooij , dr. B. Schimmer , dr. M.J.M. te Wierik , drs. T. Kortbeek , dr. S.J.M. Hahné
Om tijdig mogelijke bedreigingen voor de volksgezondheid door infectieziekten in binnen- en buitenland te signaleren, bestaat sinds 1999 een landelijk vroegsignaleringsoverleg. Om de relevantie en waardering van het bijbehorende verslag vast te stellen, heeft tussen mei-juli 2019 een vragenlijstonderzoek plaatsgevonden onder alle ontvangers van het Wekelijks overzicht infectieziektesignalen. Van de 2.814 professionals vulden 922 (33%) de vragenlijst volledig in. Respondenten waardeerden het Wekelijks overzicht gemiddeld met een 8,2 (standaarddeviatie 0,7) op een schaal van 10, en 363 van de respondenten (39%) vonden het belangrijk om de berichtgeving onder een breder lezerspubliek te delen. Van de respondenten gaven 124 professionals (13%) echter aan dat ze bij meer openheid minder bereid zijn om signalen in te brengen. Minder dan een kwart van de respondenten heeft ooit een mogelijk infectieziektesignaal ingebracht voor het signaleringsoverleg. Conclusie: het Wekelijks overzicht infectieziektesignalen werd goed beoordeeld door professionals uit de curatieve en publieke gezondheidszorg. Meer openheid over opgenomen berichten vraagt om een zorgvuldige afweging, zodat deze openheid niet ten koste gaat van de bereidheid om een signaal in te brengen. De belangrijkste factor voor de kwaliteit van het Wekelijks overzicht blijft de bereidheid van infectieziekteprofessionals signalen tijdig in te zenden.
(TIJDSCHR INFECT 2021;16(2):41-6)
Lees verderTvI - jaargang 16, nummer 2, april 2021
F.M. Brouwer , ing. M.N. Hoogerwerf , dr. J.L.A.N. Murk , dr. A. Brandenburg , dr. M. van den Beld , dr. R. Moegling , dr. C.B.E.M. Reusken , ing. J.H.J. Reimerink
In het licht van de huidige SARS-CoV-2-pandemie heeft de Nederlandse overheid een grote batch Wantai SARS-CoV-2-ELISA’s aangeschaft. Deze kits zijn verdeeld over verschillende laboratoria, in combinatie met een verificatiepanel van het RIVM. Van de 38 laboratoria hebben 33 laboratoria hun resultaten gerapporteerd. Samples met hoge ratio’s worden door alle laboratoria als positief geïdentificeerd; dit geldt niet voor positieve samples met lagere ratio’s. Een foutpositieve uitslag werd gerapporteerd door 1 laboratorium. Binnen de gerapporteerde samples bestaat een duidelijk verschil in ratio’s tussen de verschillende laboratoria. Deze rondzending kan bewustwording creëren van variatie tussen laboratoria en verschillende serologische platforms.
(TIJSCHR INFECT 2021;16(2):47-50)
Lees verder