TvI - jaargang 16, nummer 1, februari 2021
prof. dr. H.J.C. de Vries
Lepra is de oudste gedocumenteerde ziekte die tot op de dag van vandaag niet is geëlimineerd en nog onbeschrijfelijk veel leed veroorzaakt. Lepra is een typische spectrumziekte, waaraan fascinerende immunologische mechanismen ten grondslag liggen die slechts ten dele zijn ontrafeld. Lepra is met gedegen dermatologisch en neurologisch onderzoek te diagnosticeren, indien nodig met aanvulling van histopathologisch onderzoek. De ziekte is goed te behandelen met ‘multidrug therapy’ die langdurig (6 of 12 maanden) moet worden gegeven. In Nederland is lepra zeldzaam en wordt om die reden vaak (te) laat gediagnosticeerd, met blijvende neurologische schade tot gevolg. Men moet bedacht zijn op lepra bij patiënten uit gebieden waar de ziekte endemisch is en met huidafwijkingen waarin gevoelsstoornissen bestaan en/of met onbegrepen neuropathie. Vanwege het spectrum aan manifestaties en de complicaties die samenhangen met de behandeling, is consultering van een academische dermatologische afdeling met specifieke expertise (Amsterdam UMC en Erasmus MC) geadviseerd bij een verdenking op lepra.
(TIJDSCHR INFECT 2021;16(1):3-11)
TvI - jaargang 16, nummer 1, februari 2021
drs. F.A. Berger , dr. S.P. de Wilde , dr. H.A. Crommelin , dr. P.C.A.M. Buijtels , dr. J.E. Nagtegaal , dr. E. Jong
Intraveneuze antimicrobiële therapie in de thuissituatie (‘outpatient parenteral antimicrobial therapy’: OPAT) wordt in toenemende mate toegepast. Gebleken is dat OPAT effectief en veilig is, tot een kortere opnameduur leidt en de kwaliteit van leven bevordert. Ten behoeve van de kwaliteitsbewaking van het gebruik van antimicrobiële middelen, heeft het A-team van het Meander Medisch Centrum (bestaande uit een ziekenhuisapotheker, arts-microbioloog en internist-infectioloog) gedurende een periode alle patiënten gevolgd die met langdurige antimicrobiële therapie thuis zijn (uit)behandeld. Uit de resultaten bleek dat het advies van het A-team in 12% van de gevallen afweek van de gegeven behandeling. In de meeste gevallen ging het hierbij om de inzet van intraveneus toegediende smalspectrumantibiotica, in plaats van de gekozen breedspectrumantibiotica. Bij 90% van de patiënten was een arts–microbioloog of internist-infectioloog betrokken. In 5% van deze gevallen werd het advies niet opgevolgd. Op basis van de verkregen resultaten zal bij elke OPAT-aanvraag worden nagegaan of een arts–microbioloog of internist-infectioloog betrokken is. Het advies is om vervolgonderzoek te richten op de mogelijkheid voor OPAT bij meer patiënten, bijvoorbeeld die met een lange opnameduur, en om tevens uitkomstmaten op het gebied van klinische winst, winst op het gebied van kwaliteit van leven en economische aspecten mee te nemen.
(TIJDSCHR INFECT 2021;16(1):12-7)
Lees verderTvI - jaargang 15, nummer 6, december 2020
dr. L.L. Krens , dr. F. van Stiphout , drs. M. Bulatović-Ćalasan , dr. T.M. Bosch
In de media is veel aandacht geweest voor geneesmiddelen die mogelijk effectief zijn bij de behandeling van patiënten met COVID-19. Op dit moment zijn in Nederland echter nog geen voor COVID-19 geregistreerde geneesmiddelen beschikbaar. Onderzoek naar potentiële geneesmiddelen voor COVID-19 loopt, waarover het Geneesmiddelenbulletin eerder dit jaar publiceerde: welke geneesmiddelen zijn mogelijk werkzaam, wat zijn de hypothesen over het werkingsmechanisme, en wat zijn de effectiviteit en de risico’s van deze geneesmiddelen? Hoewel de hypothesen over werkingsmechanismen van geneesmiddelen op dit moment veelbelovend lijken, blijkt voor geen enkele van deze middelen voldoende bewijs voor effectiviteit om ze (buiten studieverband) voor te schrijven bij patiënten met COVID-19.
(TIJDSCHR INFECT 2020;15(6):216-20)
TvI - jaargang 15, nummer 6, december 2020
ir. L.E. Zandbergen , M.G.J. de Vos
Polymicrobiële infecties worden veroorzaakt door een microbiële gemeenschap. De microben in de gemeenschap kunnen invloed hebben op een infectie door interactie met de gastheer, de pathogenen of met beide. Microben kunnen ecologische interacties met elkaar aangaan, waardoor ze elkaars groei, virulentie of gevoeligheid voor antibiotica veranderen. Daarnaast kunnen interacties tussen een microbe en de gastheer zorgen voor een betere overleving van een andere microbe, zoals een pathogeen, door bijvoorbeeld het verminderen van immuunreacties of het schaden van gastheercellen. Hierdoor worden infecties complexer, wat mogelijk gevolgen heeft voor antibioticabehandelingen. Het is daarom relevant om polymicrobiële infecties vanuit een ecologisch perspectief te benaderen.
(TIJDSCHR INFECT 2020;15(6):221-6)
TvI - jaargang 15, nummer 5, oktober 2020
prof. dr. E.E. Zijlstra
Cutane leishmaniasis (CL) wordt veroorzaakt door de Leishmania-parasiet. Deze parasiet wordt overgebracht door een zandvlieg en er kan zowel een humaan als een dierlijk reservoir zijn. De belangrijkste endemische gebieden zijn Afghanistan, Algerije, Brazilië, Colombia, Iran en Syrië. Met name onder migranten komt CL veelvuldig voor, maar ook toeristen en militairen kunnen elders worden geïnfecteerd en zich in Nederland presenteren, meestal met een niet-genezend, kratervormig ulcus. Ook zijn er andere klinische presentaties, die worden bepaald door de interactie van de parasiet en de immuunrespons. Immuunsuppressie is een risicofactor voor een ernstig beloop. Diagnostiek omvat het aantonen van de parasiet in aspiraten (met microscopie of PCR) of een biopsie. Betrouwbare serologische testen zijn niet beschikbaar. Spontane genezing komt voor, maar kan lang duren (maanden, jaren). Patiënten met ernstige laesies of met een kans op complicaties worden altijd behandeld. De keuze voor de behandeling verschilt per endemisch gebied en per klinische presentatie, en kan zowel lokaal zijn of systemisch.
(TIJDSCHR INFECT 2020;15(5):172-80)
Lees verderTvI - jaargang 15, nummer 5, oktober 2020
dr. G.J. Sips , dr. C.W. Ang , dr. R.W. Vreede
Lyme-borreliose, of de ziekte van Lyme, is een verzameling van vroege en late ziektebeelden als gevolg van een infectie met de bacterie Borrelia burgdorferi via besmette teken. De eerste beschrijving van het karakteristieke, vroege huidstadium erythema migrans dateert uit het begin van de 20e eeuw. De ziekte dankt haar naam aan een uitbraak van artritis rondom de Amerikaanse plaats Lyme in de tweede helft van de 20e eeuw. Transmissie van B. burgdorferi vindt plaats in enzoötische cycli tussen teken en (bos)dieren, waarbij accidentele humane infecties optreden. Serologie is de hoeksteen van de diagnostiek, waarbij het belangrijk is dat positieve screeningstesten worden gevolgd door een bevestigingstest. De behandeling is afhankelijk van het ziektestadium, waarbij doxycycline, amoxicilline en ceftriaxon de gangbare middelen zijn.
(TIJDSCHR INFECT 2020;15(5):181-8)
Lees verderTvI - jaargang 15, nummer SPECIAL, september 2020
S.C. Renckens , drs. E.N.E. Slok , dr. M. Knol , prof. dr. A. Timen , dr. A.M. Vollaard
Patiënten met een verhoogd risico op ziekenhuisopname vanwege COVID-19 en een gecompliceerd beloop van de ziekte moeten optimaal worden beschermd door contact met personen met (een verdenking op) COVID-19 te voorkomen, het consequent toepassen van hygiënemaatregelen en, in de toekomst, vaccinatie. Om te onderzoeken of onderliggende aandoeningen die geassocieerd zijn met een gecompliceerd beloop van influenza overeenkomen met die bij COVID-19, werd een literatuuronderzoek verricht naar de prevalentie van onderliggende aandoeningen bij een ziekenhuisopname vanwege COVID-19. De prevalentie hiervan werd vergeleken met die bij patiënten met een gecompliceerd beloop van COVID-19 (IC-opname en overlijden) en die bij de algehele bevolking. Door methodologische verschillen varieerden de prevalenties sterk in 21 multicenteronderzoeken met cohorten van 100 ziekenhuispatiënten of meer en in 6 exclusieve IC-cohorten. Oudere leeftijd, mannelijk geslacht, hypertensie, diabetes, obesitas, cardiovasculaire en longaandoeningen komen vaker voor bij IC-behoeftige en overleden patiënten dan bij de overige opgenomen patiënten. Dit werd bevestigd in meerdere gepubliceerde meta-analysen. Behoudens hypertensie en mannelijk geslacht zijn deze factoren ook geassocieerd met een gecompliceerd beloop van influenza. Voor de heterogene ziektecategorieën kanker, chronische nier- en leveraandoeningen en immuundeficiëntie zijn prevalenties onder zowel ziekenhuis-, IC-, als overleden patiënten laag. In meta-analysen werd hierbij geen consistent significant verhoogd risico op een gecompliceerd beloop van COVID-19 gevonden, wat echter wel bij een gecompliceerd beloop van influenza gemeld is. Voordat wordt besloten tot een revisie van het risicobeleid bij COVID-19 (dat tot nu toe gebaseerd is op de bekende risicogroepen bij influenza) is een betere registratie van onderliggende aandoeningen nodig, alsmede bevestiging in meer patiëntcohorten dat voor sommige risicogroepen daadwerkelijk een associatie ontbreekt met de ernst van COVID-19.
(TIJDSCHR INFECT 2020;15(COVID-19-SPECIAL):3-10)