Dagelijkse orale antiretrovirale therapie is een effectieve manier om hiv te onderdrukken, op voorwaarde dat personen met hiv trouw hun medicatie innemen. Mogelijk zijn maandelijkse injecties met langwerkend cabotegravir en rilpivirine een goed alternatief voor therapieontrouwe personen met hiv. Dit werd nader onderzocht in de LATITUDE-studie. Tijdens CROI 2024 besprak Aadia Rana, MD (University of Alabama at Birmingham, VS) de resultaten van een geplande interim-analyse. Op basis van deze resultaten werd besloten om de studie vroegtijdig te stoppen en alle deelnemers injecties met langwerkend cabotegravir en rilpivirine aan te bieden.
In eerdere fase III-studies naar injecties met langwerkend cabotegravir en rilpivirine werden voorheen therapieontrouwe personen met hiv uitgesloten van deelname. Om te onderzoeken of deze behandeling mogelijk een goed alternatief is voor orale antiretrovirale therapie bij deze patiëntengroep, is de LATITUDE-studie opgezet.1
LATITUDE (ACTG A5359) is een multicentrische, gerandomiseerde ‘open-label’-fase III-studie uitgevoerd in de VS, waarin de werkzaamheid en veiligheid van injecties met langwerkend cabotegravir en rilpivirine werd vergeleken met standaardzorg bij voorheen therapieontrouwe personen. Therapieontrouw werd gedefinieerd als een persistenterende hoeveelheid hiv-1-RNA (‘viral load’) >200 kopieën/ml of uit zorg verdwijnen (‘lost to follow-up’). Standaardzorg bestond uit dagelijkse orale antiretrovirale therapie.
Het onderzoek verliep in 2 stappen. In stap 1 ontvingen deelnemers een voorwaardelijke financiële bijdrage als zij gedurende maximaal 24 weken virologische onderdrukking hadden bereikt met standaardzorg. In stap 2 werden deelnemers bij wie de ‘viral load’ ≤200 kopieën/ml was, gerandomiseerd tussen maandelijkse injecties met langwerkend cabotegravir en rilpivirine of voortzetting van standaardzorg gedurende 52 weken.
De primaire uitkomstmaat was samengesteld uit virologisch falen, gedefinieerd als een ‘viral load’ >200 kopieën/ml, en het stoppen van de behandeling, afhankelijk van wat als eerste optrad. Belangrijke secundaire uitkomstmaten waren de losse componenten van de samengestelde primaire uitkomstmaat en therapie-gerelateerd falen, gedefinieerd als virologisch falen of het stoppen van de behandeling vanwege een ongewenst voorval (‘adverse event’, AE).
In totaal doorliepen 434 personen met hiv stap 1 (mediane leeftijd: 40 jaar; 30% vrouw), van wie 294 personen in stap 2 werden behandeld met langwerkend cabotegravir en rilpivirine (n=146) of standaardzorg kregen (n=148).
De samengestelde primaire uitkomst trad op bij 28 patiënten (cumulatieve kans: 24,1%) in de cabotegravir-rilpivirinegroep en bij 47 patiënten (cumulatieve kans: 38,5%) in de standaardzorggroep (absoluut verschil [98,75%-BI]: -14,5 [-29,8-0,8]). Dit verschil voldeed niet aan het vooraf gedefinieerde stopcriterium, namelijk dat het getal 0 niet in het betrouwbaarheidsinterval ligt.
Virologisch falen (cumulatieve kans: 7,2 versus 25,4%; absoluut verschil [98,75%-BI]: -18,2 [-31,1 tot -5,4]), het stoppen van de behandeling (cumulatieve kans: 9,6 versus 26,2%; absoluut verschil [98,75%-BI]: -16,6 [-29,9 tot -3,3]) en therapie-gerelateerd falen (cumulatieve kans: 20,9 versus 24,9%; absoluut verschil [98,75%-BI]: -4,1 [-18,0-9,8]) kwamen eveneens minder vaak voor in de cabotegravir-rilpivirinegroep. Bij virologisch falen en het stoppen van de behandeling voldeden de verschillen aan het stopcriterium, maar bij therapie-gerelateerd falen niet. In beide behandelgroepen werden bij 2 patiënten bij wie virologisch falen was opgetreden nieuwe aan resistentie gerelateerde mutaties gevonden.
De cumulatieve kans op een ongewenst voorval was vergelijkbaar tussen beide behandelgroepen. In de cabotegravir-rilpivirinegroep ontwikkelden 3 deelnemers een injectieplaatsreactie van graad 3 of hoger en moest bij 1 deelnemer de behandeling gestopt worden vanwege een dergelijke reactie.
Uit deze gerandomiseerde fase III-studie (LATITUDE) blijkt dat injecties met langwerkend cabotegravir en rilpivirine superieur zijn aan standaardzorg bij voorheen therapieontrouwe personen met hiv. Op basis van de resultaten is besloten om de studie vroegtijdig te stoppen en alle deelnemers injecties met langwerkend cabotegravir en rilpivirine aan te bieden.
Referentie