Samenvatting
Hepatitis E is lange tijd beschouwd als een reizigersziekte. Sinds eind vorige eeuw weten we dat het hepatitis E-virus (HEV) ook in Europa kan worden opgelopen. De HEV genotypen die een rol spelen bij deze autochtone hepatitis E zijn genotype 3 en in mindere mate genotype 4. Deze genotypen circuleren onder varkens en wild (hert, zwijn) en gaan over op de mens via het eten van onvoldoende verhit vlees. Fecaal-orale mens-op-mens transmissie lijkt geen grote rol te spelen bij de verspreiding van HEV, mensop-mens overdracht via bloedtransfusies is wel beschreven. De diagnostiek berust op twee pijlers, serologie en polymerasekettingreactie (‘polymerase chain reaction’, PCR). Serologie is voldoende sensitief en specifiek om toe te passen bij immuuncompetente personen. Bij immuungecompromitteerde patiënten is HEV-RNA-PCR op plasma de diagnostiek van keuze. Autochtone hepatitis E verloopt bij het grootste deel van de geïnfecteerde personen asymptomatisch, maar kan in zeldzame gevallen leiden tot acuut leverfalen. Bij immuungecompromitteerde patiënten kan een chronische infectie ontstaan met risico op levercirrose. De seroprevalentie van anti-HEV-IgG is in Nederland ongeveer 30%. De incidentie van hepatitis E wordt geschat op 1% per jaar. Ongecompliceerde autochtone hepatitis E behoeft geen behandeling. Bij chronische hepatitis E is het van belang om de immunosuppressieve therapie te reduceren, daarnaast kan ribavirine-therapie bijdragen aan het klaren van de infectie. Een hepatitis E-vaccin is sinds kort geregistreerd in China, maar in de Nederlandse praktijk zullen preventieve maatregelen voornamelijk bestaan uit het voorkomen van consumptie van rauw (varkens)vlees en, in bijzondere gevallen, het nemen van contactisolatie maatregelen.
(Tijdschr Infect 2014;9(3):56-63)