
Een conventioneel hepatitis B-vaccin bestaat uit een recombinant hepatitis B-‘surface’-antigeen (HBsAg) en een aluminiumadjuvans, wat seroprotectie kan bieden bij 35-85% van de mensen met hiv. Recentelijk is een hepatitis B-vaccin ontwikkeld, dat recombinant HBsAg en een ‘cytosine phosphoguanine’ (CpG)-adjuvans bevat. De primaire analyse van de fase III-studie A5379 toonde aan dat 2 of 3 doses van dit hepatitis B-vaccin met CpG-adjuvans een superieure seroprotectieve respons (SPR) behaalde ten opzichte van 3 doses van het hepatitis B-vaccin met aluminiumadjuvans bij mensen met hiv die eerder niet op vaccinatie reageerden (groep A). Ook bleek dat vaccin-naïeve mensen met hiv die 3 doses van het hepatitis B-vaccin met CpG-adjuvans ontvingen, een SPR van 100% behaalden (groep B). Tijdens het CROI-congres 2025 werden nu ook de langetermijnresultaten gepresenteerd door Kirsten Marks (Weill Cornell Medicine, New York, VS).1
Non-responsiviteit op een hepatitis B-vaccin komt vaak voor bij mensen met hiv, wat hun kwetsbaarheid voor infectie met het hepatitis B-virus vergroot. Het recent ontwikkelde hepatitis B-vaccin met CpG-adjuvans kan mogelijk tot een hoge serprotectie leiden, aangezien dit adjuvans bindt aan de TLR9-receptor.2 Deze receptor komt tot expressie op plasmacytoïde dendritische cellen en B-geheugencellen, wat een aangeboren immuunrespons stimuleert die mogelijk kan leiden tot betere bescherming tegen het hepatitis B-virus.2
De multicentrische, prospectieve, ‘open-label’-fase III-studie A5379 (BEeHIVe) onderzocht de werkzaamheid en veiligheid van een hepatitis B-vaccin met CpG-adjuvans (HEPLISAV-B®) bij mensen met hiv die antiretrovirale therapie gebruikten, met een CD4-aantal ≥100 cellen/mm³ en een hiv-1-RNA-plasmaconcentratie <1000 kopieën/ml. In groep A werden deelnemers gerandomiseerd (ratio 1:1:1) tussen intramusculaire injectie met 2 doses van 0,5 ml hepatitis B-vaccin met CpG (20 mcg recombinant HBsAg + 3000 mcg CpG 1018®) op week 0 en 4 (2-CpG-groep) óf met 3 doses van 0,5 ml op week 0, 4 en 24 (3-CpG-groep) óf met intramusculaire injectie met 3 doses van 1,0 ml hepatitis B-vaccin met aluminiumadjuvans (20 mcg recombinant HBsAg) op week 0, 4 en 24 (3-alum-groep). In groep B ontvingen alle vaccin-naïeve mensen met hiv 3 doses van 0,5 ml hepatitis B-vaccin met CpG op week 0, 4 en 24. De primaire uitkomstmaat was de SPR, gedefinieerd als een titerbepaling van anti-HBs ≥10 mIU/ml, aan het einde van de studieperiode in week 72 (48 weken na 3 doses en 68 weken na 2 doses), ongeacht het bezoekmoment. Daarnaast werd de veiligheid geëvalueerd.
In groep A werden 561 deelnemers geïncludeerd, verspreid over 41 locaties in 10 landen. In groep B waren 74 deelnemers geïncludeerd, verdeeld over 13 locaties in 3 landen. Van de deelnemers in groep A voltooide 95% de volledige follow-upperiode tot week 72 (totaal: n=534; 2-CpG-groep: n=173; 3-CpG-groep: n=177; 3-alum-groep: n=174) terwijl 100% van de deelnemers in groep B de follow-upperiode tot week 72 voltooide.
SPR-uitkomsten groep A
Aan het einde van de studie, tot 72 weken follow-up, had 86,1% van de deelnemers uit de 2-CpG-groep, 97,2% uit de 3-CpG-groep en 57,5% uit de 3-alum-groep een SPR. Het SPR-percentage was 28,6% hoger (95%-BI: 18,0-38,4) in de 2-CpG-groep vergeleken met de 3-alum-groep. In de 3-CpG-groep was het SPR-percentage 39,2% hoger (95%-BI: 30,0-47,9) dan in de 3-alum-groep. Ten opzichte van de 2-CpG-groep was het SPR-percentage in de 3-CpG-groep 11,0% hoger (95%-BI: 4,3-18,1).Het percentage deelnemers bij wie op enig moment tijdens de studie een SPR werd bereikt, maar aan het einde van de studie een anti-HBs <10 mIU/ml had, was 2,1% in de 3-CpG-groep, 10,7% in de 2-CpG-groep en 22,0% in de 3-alum-groep. Onder de deelnemers met een anti-HBs >1000 mIU/ml op het moment van de primaire vaccinrespons (week 28 voor de groepen met 3 doses en week 12 voor groepen met 2 doses) had 100% van de deelnemers in alle groepen nog steeds SPR aan het einde van de studie.
SPR-uitkomsten groep B
Aan het einde van de studie, tot 72 weken follow-up, had 97,3% van de deelnemers uit groep B een SPR. De twee deelnemers met een anti-HBs <10 mIU/mL behoorden tot degenen met de laagste titerbepalingen op het moment van de primaire vaccinrespons.
Veiligheid groep A en B
In groep A rapporteerden 73,3% van de deelnemers in de 2-CpG-groep, 77,7% in de 3-CpG-groep en 73,7% in de 3-alum-groep ongewenste voorvallen (‘adverse events’, AE’s). Er deden zich twee sterfgevallen voor, die niet gerelateerd waren aan het vaccin: tuberculose (week 43 in de 2-CpG-groep) en een hartstilstand (week 36 in de 3-CpG-groep). In groep B rapporteerden 87,8% van de deelnemers AE’s; er werden geen vaccingerelateerde sterfgevallen gemeld. De meest voorkomende AE’s in zowel groep A als B waren pijn op de injectieplaats, vermoeidheid, hoofdpijn, myalgie en malaise.
Bij mensen met hiv werd aan het einde van de studie (72 weken) een hogere seroprotectie bereikt met een hepatitis B-vaccin met CpG-adjuvans in vergelijking met een hepatitis B-vaccin met aluminiumadjuvans. Bovendien resulteerden 3 doses van het hepatitis B-vaccin met CpG-adjuvans in een betere seroprotectie dan 2 doses. Er werden geen nieuwe of onverwachte veiligheidssignalen waargenomen. Het hepatitis B-vaccin met CpG-adjuvans bood langdurige seroprotectie, zowel bij vaccin-naïeve deelnemers als bij personen die eerder geen respons vertoonden op vaccinatie.
Referentie