Volgens recente cijfers van het Europees Centrum voor Ziektepreventie en Bestrijding (ECDC) sterven er elk jaar ongeveer 35.000 mensen door een infectie met antibioticaresistente microben, en dat aantal stijgt jaar in jaar uit. Dr. Heiman Wertheim is afdelingshoofd Medische Microbiologie en hoofd Centrum voor Infectieziekten van het Radboudumc in Nijmegen. De ontwikkelingen rond resistente bacteriën baren hem en zijn collega’s zorgen.
“We staan voor grote uitdagingen”, denkt Wertheim. “Door globalisering verspreiden resistente bacteriën zich makkelijker. Vergrijzing, bezuinigingen, personeelstekorten en de coronapandemie, verhogen de druk op de zorg. We weten dat een toenemende zorgvraag leidt tot meer resistentieproblemen: zorgverleners kunnen door de werkdruk minder goed aan alle infectiepreventiemaatregelen voldoen. Resistentie voorkom je onder meer met goede hygiëne, zoals handhygiëne, gerichte diagnostiek en gebruik van het juiste antibioticum. Je moet blijven investeren om die basis op orde te houden. Zorg voor voldoende handen aan het bed, microbiologen, deskundigen infectiepreventie, en infectiologen. En we moeten proactief blijven, heldere richtlijnen opstellen en deze goed implementeren. In Nederland gaat dit best goed maar Zuid-Europa investeert hier niet in. Als we resistentie niet de kop in blijven drukken, lopen we volgens een studie van de Britse overheid in 2050 risico op meer doden door resistentie dan door kanker. Dat lijkt me geen onwaarschijnlijk scenario.”
Binnen Europa bestaan er grote verschillen. Landen in het Noordelijke deel, zoals Nederland, hebben minder problemen met resistente microben. Een van de redenen daarvoor is het feit dat in Nederland erg terughoudend wordt omgegaan met het voorschrijven van antibiotica. In Zuid-Europa is dat heel anders. En buiten Europa, met name in Azië en dan vooral in India, zijn antibiotica makkelijk verkrijgbaar en worden ze te pas, maar vooral te onpas ingezet. Dat leidt tot het ontstaan van resistentie.
Heimans wijst ook op het belang van de ontwikkeling van nieuwe antibiotica, en daarvoor zou het verdienmodel moeten veranderen. Hij legt uit: “Ontwikkelt een bedrijf een nieuwe middel, wat veel geld kost, dan leggen we dat in eerste instantie als reserve in de kast. We zijn zuinig op nieuwe middelen, juist vanwege die resistentie. Daarnaast gebruik je antibiotica meestal maar kort. Daardoor verdienen farmaceutische bedrijven hun investering in antibiotica niet terug. Terwijl ze wél nodig zijn in het kader van publieke gezondheid. De overheid zou fabrikanten moeten betalen voor de ontwikkeling van antibiotica.”
Het is nog niet te laat om het tij te keren, denkt Heimans, maar daarvoor zijn wel een aantal stappen nodig. “Resistentie kunnen we voorkomen met goede organisatie van preventie, diagnostiek en de juiste behandeling. Zo pak je de problemen bij de basis aan. Daarnaast blijven we onderzoek doen, zoals naar verspreiding van resistentie, versnellen van diagnostiek en nieuwe middelen. Het is heel belangrijk dat we onze kennis delen met landen waar het minder goed gaat. Zo organiseren we bij het Centrum voor Infectieziekten masterclasses voor zorgverleners uit het buitenland. Tot slot kunnen we allemaal alert zijn op hygiëne, en is het goed als we elkaar daarop aanspreken.”
Het ECDC meldt dat in 2021 het aantal besmettingen door resistente Acinetobacter-bacterien 121% hoger lag dan in 2018 en 2019. Ook Klebsiella pneumoniae maakt een opmars door: in 2020 was er sprake van een toename van 31% en vorig jaar was dat 20%. Zorgwekkend is dat deze bacterie resistent is tegen carbapenemen, een antibioticum dat als laatste redmiddel geldt. Ook de schimmel Candida auris is tussen 2020 en 2021 bijna verdubbeld.
Het ECDC stelt wel vast dat er tussen 2012 en 2021 minder antibiotica in Europa worden voorgeschreven, een afname van 23%. Maar er worden wel 15% meer breedspectrum antibiotica ingezet, en carbapenemen zelfs 34% meer. Dat draagt bij aan een groeiende resistentie.
Bron