
Het Australische HPV-vaccinatieprogramma, dat in 2007 startte en in 2013 werd uitgebreid naar jongens, heeft geleid tot een indrukwekkende daling van HPV-infecties en genitale wratten. Bij jonge vrouwen daalden infecties met de hoog-risico HPV-typen 16 en 18, verantwoordelijk voor 70% van de gevallen van baarmoederhalskanker, met 90%. Ook bij jongens is het programma succesvol: de vaccinatiegraad bedraagt 85,3% bij meisjes en 83,1% bij jongens onder de 15 jaar. Dit blijkt uit onderzoek onder leiding van Dr. Priya Balgovind, gepubliceerd in The Journal of Infectious Diseases. Het programma toont aan dat vroege vaccinatie, bij voorkeur vóór het begin van seksuele activiteit, cruciaal is voor maximale effectiviteit.
In Nederland is het HPV-vaccinatieprogramma sinds 2022 ook uitgebreid naar jongens. Volgens het RIVM worden jaarlijks ongeveer 1.100 gevallen van kanker veroorzaakt door HPV bij mannen, waaronder kanker in de mond- en keelholte, anus en penis. Door jongens te vaccineren, hoopt Nederland niet alleen deze kankersoorten te voorkomen, maar ook bij te dragen aan groepsimmuniteit. De bij het RIVM geregistreerde voorlopige deelname aan de eerste HPV-vaccinatie is tenminste 41% tot 58% voor jongens en 62% tot 75% voor meisjes. In januari 2022 was onder meisjes geboren in 2008 de voorlopige deelname aan de eerste HPV-vaccinatie 70%. Het RIVM streeft naar een verdere verhoging om het succes van landen als Australië te evenaren.
Het Australische programma begon in 2007 met de vaccinatie van meisjes tegen HPV-16 en -18, die verantwoordelijk zijn voor ongeveer 70% van de gevallen van baarmoederhalskanker, en HPV-6 en -11, die 90% van de genitale wratten veroorzaken. Binnen enkele jaren daalde het aantal infecties met deze virustypen met 90% bij jonge vrouwen. In 2013 werd het programma uitgebreid naar jongens van 12 tot 13 jaar, met een inhaalvaccinatie voor jongens van 14 tot 15 jaar. Dit maakte Australië het eerste land ter wereld met een universeel HPV-vaccinatieprogramma.
De groepsimmuniteit die hierdoor ontstond, leidde tot een sterke afname van HPV-gerelateerde aandoeningen bij heteroseksuele mannen die niet direct gevaccineerd waren. Echter, bij mannen die seks hebben met mannen (MSM) werd deze daling niet waargenomen, wat het belang onderstreept van gerichte vaccinatieprogramma’s voor deze groep.
Tussen 2015 en 2018 werd een studie uitgevoerd onder 1.625 Australische mannen tussen de 18 en 35 jaar om de effectiviteit van het vaccin verder te onderzoeken. De resultaten toonden aan dat de prevalentie van HPV-16 en -18 bij gevaccineerde mannen met 66% was afgenomen (95% BI: 60%-72%, p < 0,001) vergeleken met niet-gevaccineerde mannen. Bij MSM was de prevalentie van HPV-typen 6, 11, 16 en 18 40,3% (95% BI: 36,0%-44,8%) bij niet-gevaccineerden en 29,9% (95% BI: 23,1%-37,8%) bij gevaccineerden (p = 0,02), wat wijst op een significante reductie dankzij vaccinatie.
Leeftijd bleek een cruciale factor: mannen die hun eerste vaccinatiedosis kregen tussen 13 en 19 jaar hadden geen detecteerbare infecties met deze HPV-typen (0%, 95% BI: 0%-7,7%), terwijl dit percentage bij mannen die hun eerste dosis op 20 jaar of ouder kregen 37,2% bedroeg (95% BI: 27,5%-47,8%). Dit onderstreept het belang van vroege vaccinatie, bij voorkeur vóór het begin van seksuele activiteit.
Het succes van het Australische programma biedt waardevolle lessen voor andere landen, waaronder Nederland. Het RIVM benadrukt dat een hoge vaccinatiegraad essentieel is om HPV-gerelateerde kankers en genitale wratten terug te dringen.
Referenties
Balgovind, P., Aung, E., Shilling, et al. (2025). Human Papillomavirus Prevalence Among Australian Men Aged 18–35 Years in 2015–2018 According to Vaccination Status and Sexual Orientation. The Journal of Infectious Diseases, 231(2), 451–461. https://doi.org/10.1093/infdis/jiae412