Verhoogde waakzaamheid na opduiken poliovirus in rioolwater in vijf Europese landen

februari 2025 Actueel Willem van Altena

In de periode van september tot december 2024 werd vaccin-afgeleid poliovirus type 2 (VDPV2) gedetecteerd in rioolwater in vijf Europese landen: Spanje, Polen, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Finland. Deze detecties wijzen op de aanwezigheid van het virus in de populatie die afwatert op de onderzochte rioolwaterzuiveringsinstallaties. Genetische analyses toonden aan dat er sprake was van een brede genetische variatie tussen de monsters, zowel tussen landen als binnen landen en zelfs binnen dezelfde bemonsteringslocaties. Dit suggereert dat meerdere onafhankelijke introducties van het virus bijna gelijktijdig plaatsvonden, waarschijnlijk vanuit gebieden buiten de Europese poliovirus-surveillancenetwerken.

Hoewel de vijf landen die het virus meldden over het algemeen een hoge vaccinatiegraad hebben voor de drie doses van het geïnactiveerde poliovaccin (IPV), varieerde de subnationale dekking van de derde dosis van het poliovaccin in 2023 tussen 43% en meer dan 99%. Dit betekent dat bepaalde populaties chronisch ondergevaccineerd zijn en daardoor kwetsbaar voor poliovirusinfecties. Ondanks de detecties in rioolwater zijn er tot op heden geen gevallen van polio gemeld, en blijft de EU poliovrij. Desalniettemin benadrukken experts de noodzaak van verhoogde waakzaamheid.

Kinderen lopen meeste risico

Het risico op polio wordt als zeer laag beschouwd voor gevaccineerde populaties, ongeacht de vaccinatiegraad. Voor onder- of niet-gevaccineerde populaties wordt het risico als laag ingeschat in gebieden met een hoge vaccinatiegraad en als matig in gebieden met een lage vaccinatiegraad. Niet-gevaccineerde of ondergevaccineerde personen kunnen polio ontwikkelen na infectie met een pathogeen poliovirus, met een geschatte kans van ongeveer 1 op 200 tot 1 op 3000 infecties. Kinderen jonger dan vijf jaar lopen het grootste risico op infectie, hoewel minder dan 1% van de poliovirusinfecties leidt tot verlamming.

Polio in Nederland

In Nederland is het vaccinatiebeleid voor polio onderdeel van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). Kinderen krijgen het IPV aangeboden in een combinatievaccinatie (DKTP-Hib-HepB) op de leeftijd van 3, 5 en 11 maanden, en een booster op de leeftijd van 4 jaar. De vaccinatiegraad in Nederland is over het algemeen hoog, met een dekking van meer dan 90% voor de volledige serie poliovaccinaties. De laatste uitbraak was in 1992-1993 en trad op onder personen die zich om religieuze redenen niet lieten vaccineren. Hierbij werden 71 mensen met poliomyelitis gemeld en zijn 2 mensen overleden. Veel meer mensen waren wel besmet maar niet ziek, omdat de infectie meestal zonder ziekteverschijnselen verloopt. Voordat de vaccinatie in 1957 werd ingevoerd, kwam polio vaak voor en overleden er ook regelmatig mensen aan de ziekte. Na invoering van de vaccinatie is het aantal gevallen van polio sterk gedaald. Sinds 1994 zijn geen personen met poliomyelitis gemeld in Nederland.

Monitoring van rioolwater

Milieusurveillance, zoals de monitoring van rioolwater, speelt een cruciale rol bij het detecteren van poliovirus in de populatie. Echter, deze methode kan niet onderscheiden of het virus afkomstig is van gevaccineerde of niet-gevaccineerde personen, noch of het afkomstig is van inwoners of bezoekers. Deskundigen benadrukken dat de aanwezigheid van poliovirus in rioolwater een potentieel risico op transmissie aangeeft, vooral omdat het virus zich stilletjes kan verspreiden via asymptomatische dragers. Ongeveer 70% van de met poliovirus geïnfecteerde personen vertoont geen symptomen, terwijl 25% milde symptomen ervaart.

Risico verminderen

Om het risico op polio te verminderen, wordt aanbevolen om vaccinatieprogramma’s te versterken en een hoge routinevaccinatiegraad te handhaven. Daarnaast is intensieve surveillance essentieel, inclusief monitoring van rioolwater en snelle detectie en onderzoek van vermoedelijke gevallen van acute slappe verlamming. Hoewel het IPV dat in Europa wordt gebruikt de orale transmissie van het virus sterk vermindert, heeft het geen invloed op de fecaal-orale transmissieroute. Daarom wordt geadviseerd om handen te wassen met water en zeep na contact met ontlasting en voor het bereiden van voedsel, evenals het sluiten van het toiletdeksel vóór het doorspoelen om besmetting via aerosolwolken te voorkomen.